MOTTIG COGNAC

28 okt

MOTTIG

Don’t you see yon broad, broad road,

Lying across the lily leaven?

That is the road to wickedness,

Though some call it the road to heaven.

Steeleye Span, Thomas the Rhymer

Van oude menschen, de dingen die voorbij gaan… Hun spooksluiers sleepten over het van dorre bladeren ritselende pad.

Couperus

________________________________________________

Eén ansicht verlucht mijn Franse woonkamer al jaren permanent. Ze toont een naakt, tentoongesteld op een divan met daaroverheen een blauwige sprei. De foto werd rond 1850 genomen.

       

Auguste Belloc, 1850

Ze leest, heeft althans een boek in haar linker hand. Onder haar prachtige borst rust de arm op haar Rubeneske buikje dat op zijn beurt lichtjes op de opgetrokken rechterdij leunt. Een magistrale, mauve cirkel siert de tepel. De rechter hand steunt bevallig het lezende hoofd. Om de pols zit een fluwelen bandje – geen polshorloge, dat werd pas aan het eind van de 19e eeuw uitgevonden. Even links van het midden loopt een scheiding door het haar.

Een mirakelse schoonheid.

Leest ze wel echt of is het slechts een pose? Het aandachtige gelaat suggereert die lezing, maar dan is het tegelijk een pose – immers, de sluiter van de camera bleef in die tijd lang openstaan. Misschien houdt ze van lezen en neemt ze er even de tijd voor. Door de schaduwval kun je niet achterhalen om welk boek het gaat. Het zou het kasboek van de fotograaf kunnen zijn.

Zijn de kleuren echt? Dit kan niet, de eerste kleurenfoto dateert pas van 1861. Dus werd de ansicht ingekleurd, iets wat toen voor commerciële prentkaarten de gewoonte was. Een echt ‘aanzicht’ kun je het ook niet noemen, alles draait om het achterwerk dat in de spiegelkast achter haar wordt gevangen.

Een foto van een naakt, edoch het portret van een kont.

Misschien zit de ‘echte’ tint wel in de jodiumkleurige vlekken. Deze zaten niet al in de spiegel, wat ik eerst even dacht. Ze zijn later door vochtinwerking in het karton ontstaan waarop men foto’s toen nog afdrukte. Even lijkt het op wulps, rossig okselhaar.

Alles van een intense tweespalt. Een schitterend wijf, op de pieken van haar welgevallen. Tegelijk als door een huidziekte aangetast waaraan haar tijdsgewricht zo rijk was. Op de bil doet een iets grijzere vlek nog erger vermoeden. The way of all flesh…

Terwijl mijn blik borst, gezicht, buik en heupen likt, overvalt me behalve een heftig verlangen tevens een korenblauwe melancholie. Romantisch welhaast, ze is er immers al zo lang niet meer.

Dan valt die blik ongewild op een niet helemaal zuiver rechthoekje, achter en boven de vrouw – een abstract schilderijtje dat, eenmaal in de aandacht gevangen, aan de foto haar geilheid ontneemt. Voor een waarnemer van nu wel te verstaan, immers gewilde abstractie bestond in haar dagen nog niet.

Ironisch genoeg was het vooral de fotografie die decennia later schilderkunst de abstractie injoeg. Op realistisch gebied leek er voor schilders, na de perfecte cameraweergave van de werkelijkheid, eerst niet veel meer te doen. Dit rechthoekje is vast het overblijfsel van een pleister waarmee de foto boven een mannenbed werd bevestigd.

Het abstractje werkt ontnuchterend op het lustgevoel. De geilheid van deze ooit als prikkelprent geschoten foto gaat verloren in dit intrigerende kleurenspel, in die bedorven huid, in de kreukels – in alles wat de concentratie opeist.

De foto is niet pornografisch meer. Ze was het wel. Werd ze door de tijd heen wellicht erotisch? Ik denk het. Het verlangen dat via al deze kleine omwegen wordt opgeroepen is immers ambivalent. Daar en toen te willen zijn, vóór de kleurenmot haar verderfelijk werk verrichtte. Haar echter ook hier en nu nog willen ontmoeten, een reïncarnatie die je alsnog gelovig zou maken.

Alles, in de zekerheid dat het bij verlangen blijft.

Sierksma 4 oktober La Roche/Haarlem december 2010

Waardeert u dit blog, verspreidt het dan via uw twitter, facebook of andere social media!

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.