DE DOOD ALS DETECTIVE

29 mrt

Anderhalve maand geleden bezocht ik al eerder het Rijks in Amsterdam – gewoon om, wat verlaat, de nieuwe inrichting en ‘mijn’ Rembrandts te gaan bekijken. Dit keer, twee weken geleden, ging ik er met mijn zwager heen voor de tentoonstelling De Late Rembrandt.

Onder ‘mijn’ Rembrandts valt ondermeer Titus met de Monnikskap. De eerste keer was die niet te vinden. Teleurgesteld zocht ik een tweede rondje – weg! Goed, het weerzien met de andere prachtwerken volstond, ik had er plezier in.

titus

Voorwaar – daar hing Titus – in de tentoonstelling De Late Rembrandt. Van het inrichten daarvan had ik bij mijn eerste bezoek geen weet, nu besefte ik dat Titus daar al in die andere zaal had gehangen, tussen de vele gasten van over de hele wereld. Gewoon wachtend op mijn tweede bezoek.

Zoiets overkwam me eerder met een doek van Delacroix. Om niet nader aan te geven redenen was ik op zoek naar diens Médéa, op het punt haar kinderen te doden.

Mijn collega en ik gingen voor tuinonderzoek naar Frankrijk, Delacroix was een persoonlijke side dish. Wat speuren vertelde me dat het doek in – of all places – Lille huisde. ‘Inderdaad’, zei de telefoniste, ‘die is in ons bezit, maar helaas op dit moment niet te zien’. Wat er dan aan de hand was? ‘Geen idee’.

Zeker een klap van Koolhaas’ mallemolen EuroLille gekregen, welk personeelslid van een museum weet niet waar de topstukken uithangen!

In Parijs, waar we voor de landschapschilderijen van Claude Lorrain in het Louvre moesten zijn, pikten we een grote tentoonstelling over de Romantiek in het Grand Palais mee. En – voorwaar – daar hing ze, in al haar gruwelijke schoonheid, klaar om uit wraak op haar man hun kinderen af te slachten. De Médéa! Het speuren naar Delacroix, de dood als detective.

Eugène_Delacroix_-_Medea_about_to_Kill_her_Children_-_WGA6198[1]

Als in het gedicht van P. N. van Eyck, waarin De Dood wacht op wie hij wil en waar de dode het zelf niet verwacht. Glimlachend antwoordt De Dood de baas van de tuinman, die om uitleg vraagt:

Geen dreiging was ‘t,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.

Parijs, mijn Ispahaan. Delacoix’ Nemesis als teken aan de wand. En niet te vergeten Titus, diens ijle hoofd onder die monnikskap, maar al jong gestorven toen Rembrandt zijn zoon schilderde. Alsof hij geboren werd om daar, op dat schilderij te eindigen.

Sierksma 29.3.15 Haarlem

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.