Archief | oktober, 2021

HEBT LIEF, GIJ OUDJES!

30 okt

Miniaturen voor mijn maîtresse 51

.

Machado de Assis, de Braziliaan, spoort jongeren aan om te minnen: “Bedrijf de liefde, Oh Jeugd!” Meer aansporing dan jongeren hebben, dunkt me, ouderen nodig. De jeugd weet van geen toekomst – ze denkt dat deze oneindig is, geven zich over aan het heden van de zintuigen. De oudere kent de grenzen der tijd; precies uit angst daarvoor vergeet ie dikwijls om de liefde te bedrijven. Het lichaam vergeet zijn lusten; de geest (wat op hetzelfde neerkomt) haar anima. Bemint, Gij Oudjes! Heft het geslacht, open uw diepten; laat sappen vloeien, gutsen – wellicht onvermoed en onverwacht. Machado wist het: “Min vooral mooie en opwindende vrouwen! Ze verschaffen een medicijn tegen het kwaad, een aroma tegen de verrotte lucht, ze ruilen de dood in voor het leven…” Wat opvalt is, dat de auteur niet alleen de oudjes vergeet, doch vooral ook het feit dat hij in zijn boeken steeds de vrouwelijk lezer aanspreekt. Desalniettemin adviseert hij mannen in de liefde voor vrouwen. Eén ding staat vast: Lesbos is op Machado’s landkaart nergens te vinden. Wanneer de liefde het vlees betreft, vergeet ook een groot auteur zichzelf.

Sierksma, Haarlem 28.9/1989

ELEGANT

27 okt

.

Dakpannen in dit Zuiden, gekromd en elegant.

Saam gespannen – een frêle rok voor deernen,

Vorstelijk van allure,

Gerend rond een kostelijke kont.

.

Nog eleganter het verval der daken.

Herfst na herfst dit gure hondenweer.

Reuma kromt de mensenbotten.

Verzuimd het onderhoud, en hout gaat rotten –

Dan neigt ’t rood-grauw terracotta,

Danst zwierig in de loze ruimte,

Haar vurige, fatale tango.

.

Sierksma, La Roche/Montmorillon, Herfst 2021

ZINNENSPEL

22 okt

Willem Claesz Heda, 1635, Rijksmuseum Amsterdam

.

Damast stroomt van de goed gevulde tafel,

De room voor koffie op zijn best.

Oud brood, veel smakelijker dan vers.

‘t Onthaal is voor een god – een god wordt mens.

’t Was even wachten op de kostelijke dis,

Met wat geduld volgt vaak ’t gewenste,

Reeds opgediend in gouden tijden –

Wel degelijk oesters, smakelijk en fris.

.

Genieten van een rijpe vrouw,

Haar charmes opgesmukt door eeuwen,

Ademloze ogenkleur,

Bedwelming door haar lichaamsgeur,

De drang naar liefde en beminnen –

Aldus hierop gezet mijn zinnen.

.

’s Mensen lust schrijdt over grenzen,

De neus gestreeld, zo ook de mond,

Geboden snevend, bron der zonden.

Zelfbeheersing is ver zoek,

Verteerd de uitgelezen schotels,

Volgt het dessert –

Vreet ‘t oog het ganse doek.

.

Sierksma, Montmorillon, Augustus/September 2020

.

Gepubliceerd in de bundel DICHTER BIJ HET RIJKS,

Uitgave Samenwerking Rijksmuseum/Café Eylders

HORTICULTURELE ONNOZELHEID

20 okt

Ondanks een intensieve bestudering van verschillende soorten tuinen tijdens mijn universitaire jaren – de Engelse Tuin, De Franse Tuin, de Renaissance Tuin et cetera – bleef ik horticultureel steeds onnozel. Dit komt omdat mijn insteek in de materie grotendeels filosofisch en godsdienstsociologisch was. Nog steeds heb ik de grootste moeite met het benoemen van bloemen en bomen, iets wat zeker ook van doen heeft met een abominabel geheugen.

Als gevolg van deze onkunde werd ik diep geschokt toen ik in de late lente een dame in haar tuin, gelegen aan het pad waarlangs ik in mijn nieuwe domicilie Montmorillon regelmatig een wandeling maak, haar schitterende, enorme bananenboom zag slachten. Die werd met de grond gelijkgemaakt; wortels waren het enige dat restte. “Maakt u zich geen zorgen, zei ze, die komt wel terug.” Ik dacht dat ze me voor het lapje hield, als het ware om me te sussen.

De schok werd mede ingegeven door mijn eigen miserabele ervaring met de bananenplantage. Lang geleden deed ik in de tuin van wat intussen in La Roche mijn maison de campagne is geworden, tweemaal een lentepoging tot het planten van zo’n boom. In de herfst kleedde ik de jonge deerne in een koesterende deken van opgebonden stro. Na terugkomst uit Haarlem, was er de volgende lente niets over van wat in de voorgaande zomer tot een veelbelovende kleine bananenboom was uitgegroeid.

Nu, aan het eind van deze zomer, staat er in de tuin van die dame opnieuw een enorme, schitterende bananenboom die, net als de vorige, de winter moeiteloos gaat overleven. Wanneer ik opnieuw onder de elegant wuivende bladeren die over het pad hangen doorloop – welhaast de groene zeilen van een jacht – kan ik nog steeds mijn ogen niet geloven; de telefooncamera is echter onverbiddelijk. Daar staat ze, ruim drie meter hoog:

.

.

Dit heeft me intussen wel verlicht: terwijl de hare de zegen kreeg van Moeder Natuur, snap ik nu eindelijk waarom mijn pogingen van ooit gedoemd waren te mislukken. De twee boompjes die ik successievelijk plantte, stonden op een slechte plek – in een windtunnel richting noord-zuid, waardoorheen tijdens de winter gure, mens- en boomonterende winden waaiden. Tegen zoiets kan geen tropisch plant ooit op.

De bananenboom in Montmorillon en de enkele andere reuze-exemplaren die ik intussen her en der opspoorde, staan allemaal in een windluwe nis – aan de zuidkant van een muur of een huis, met volop zon. Zo verlies ik op mijn oude dag althans iets van de horticulturele onnozelheid die mijn leven kenmerkte.

Sierksma, La Roche 10.10/2021

BRANDHOUT

16 okt

.

Je staat er dik een eeuw. Dan, opeens, ben je brandhout. Met wat geluk – indien er toevallig een beeldhouwer langskomt – wordt een deel van je een houtsculptuur. Je moet maar durven als houthakker. Wellicht is de man louter houthakker. Ik, die me bezondig aan dit antropomorfisme, zou niet weten hoe zo’n reus deskundig neer te halen. Mag hij de houthakker, die hem heeft aangezet tot deze poëtische bespiegeling, zijn daad verwijten? Je moet maar durven als dichter.

.

.

Sierksma, La Roche 12.10/2021

BREINBREKERTJES

9 okt

Af en toe is het brein vervuld van een raadsel dat onoplosbaar lijkt, of zelfs onoplosbaar is.

Het kan een raadsel zijn zoals dit ooit, tijdens mijn eerste college filosofie, aan ons studenten werd gepresenteerd. De docent hield een krijtje in de lucht, zo’n staafje kalk, wit vanbinnen, lichtgeel van buiten; zo’n kreng dat een hels, krijsend geluid maakte indien je ermee op het zwarte bord schreef. Worden in het onderwijs in dit digitale tijdperk zulke ordinaire hulpmiddelen nog steeds gebruikt?

De docent vroeg: “Wat zien we hier; waar kijkt u naar?” Een krijtje – luidde het antwoord uit de zaal. “Neen”, was zijn antwoord: Wat we hier waarnemen, is de buitenkant van een krijtje. Vervolgens, zoals wellicht te verwachten, brak hij het in tweeën en stelde de vraag opnieuw: “Wat is het dat we nu waarnemen?” De slimmerd in de zaal: “Professor, ditmaal zien we de binnenkant van het krijtje.” Nogmaals een “Neen” van de kant van de professor: “Opnieuw zien we niets anders dan de buitenkant, ditmaal de buitenkant van twee krijtjes…”

Het zal duidelijk zijn dat het ging om een college linguïstiek, taalfilosofie -de tak van de filosofie die de werking van ons taalgebruik onderzoekt. Je hoort dezelfde professor al vertellen dat je ook had kunnen antwoorden dat je in tweede instantie datgene zag wat in eerste instantie de binnenkant van het krijtje ‘was geweest’. Et cetera. Of hier sprake is van een ‘oplossing’ laat ik over aan de lezer; we weten waar het om gaat.

Iets soortgelijks is er aan de hand met dit beeld, met het object dat hier is afgebeeld:

.

.

Is wat je ziet een halve, of een hele kastanje? Of metaforisch genomen: Is de helft van een tweeling gewoon één mens, of is het slechts een halve mens? Eeneiige tweelingen, met aan vaak uncanny empathie voor elkaar, kiezen zelf vaak voor het tweede antwoord. Een filosofisch humanist houdt het waarschijnlijk op het eerste antwoord. Een ethische kwestie, kortom. Is een ‘halve’ kastanje esthetisch bezien fraaier, omdat ze onaf is en in onze verbeelding, dankzij ons Gestalt-brein, als vanzelf wordt aangevuld met de tweede helft? Of is juist de gave, hele kastanje, die in zijn eentje uit de schil barste, een summum van schoonheid?

Je kunt het raadsels noemen. Er zijn er die je hier het stellen van domme vragen verwijten. Het zijn dingen die me af en toe, in een onbezonnen ogenblik, bezighouden. Zoveel is zeker: het doordringt je denken van het besef dat taal een delicate, ambivalente aangelegenheid is, zoals de werkelijkheid waarop ze is betrokken ambigu is.

Sierksma, La Roche, 8 november 2021

TIME LINES

6 okt

.

A vase of glass,

Urn, crystal clear,

 Gently lowering ragged stones,

Uneven spheres of pebbles,

Gathered on those endless walks,

Along the shores of Grecian isles,

Seaboards of Djerba, Oregon and Maine,

Oval beaches of furtive meres,

Mountain ranges, high and low,

Pyrenees, Alps and Andes,

Strident Rockies, rounded Puy’s.

.

A geoid’s fool I am,

Not knowing of the timeless aeons,

Ages without years and hours,

 Of Neolithic times, the Pleistocene,

Not even sure if they compare,

Their rocky time line now messed up,

Haphazardly arranged for Beauty’s sake –

All time on show, locked in its vessel,

Hard frozen like the Moon lakes.

.

At first,

Those treasured grits were marked,

Inscribed with Indian black ink –

Dates, places of the finds.

Then this was halted,

To archive here a phony blasphemy,

Infringing on the beautiful sublime,

A joy, eternal as their stony pedigree.

Unravelled here it is, its slow expansion,

As is the faster timeline of my travels,

Randomly immersed in rocky glow.

.

Sierksma, Montmorillon 4.10/2021

JAARRINGEN

2 okt

Miniaturen voor mijn maîtresse 50

.

Zouden op de wat steviger plaatsen van het lichaam die kleine onregelmatigheden in de huid wellicht onze jaarringen kunnen zijn? Eén ding is zeker: ouder worden we. Wellicht zou dit vanuit het perspectief van gezond eten en drinken begrepen kunnen worden als een prestatie. Reden om iemand te feliciteren zie ik er niet in. Misschien wil men iemand gelukwensen omdat hij ‘t zover op de kalender heeft geschopt? De toestand in de wereld kan nauwelijks een goede aanleiding zijn voor een felicitatie.

Nog iets dat zeker is: “Je kunt jezelf niet overnieuw maken.” Deze regel staat in een verhaal van Marguerite Duras. Daarin lees ik ook het volgende: “Ik ben vol kwade wil. Dit komt vast en zeker omdat ik zo oud geworden ben – zo oud… Wie zal zeggen hoe ik daartoe gekomen ben? Ik kan me tegen dat soort gevoelens niet verzetten… Ik heb gewoon niets meer – geen hart, geen moraal… Niets meer. Toe, geef me nog een slok champagne.”

Misschien is ouder worden wel het steeds dichter komen bij de grens tussen Gut und Böse – om er tenslotte overheen te stappen? Trouwens, zeker is ook dat op het lichaam van Anna die jaarringen op precies de geëigende plaatsen zichtbaar worden, en wel op die delen welke in de juiste dosering grotere rondingen vertonen. Dát is wel iets om op te drinken – en te eten.

En niet te vergeten: op de vooravond van haar veertigste verjaardag is ze nog steeds uitgerust met een vol moreel besef. Het grote verschil tussen mensen bestaat tussen hen die niet lezen én Jenseits von Got und Böse leven – en de anderen, die “Jenseits von Got und Böse” lezen omdat ze er niet leven. Het zijn deze laatsten – en in het bijzonder mijn maîtresse Anna – die ik nog vele jaren toewens.

Sierksma, Haarlem 22.8/1989