HORTICULTURELE ONNOZELHEID

20 okt

Ondanks een intensieve bestudering van verschillende soorten tuinen tijdens mijn universitaire jaren – de Engelse Tuin, De Franse Tuin, de Renaissance Tuin et cetera – bleef ik horticultureel steeds onnozel. Dit komt omdat mijn insteek in de materie grotendeels filosofisch en godsdienstsociologisch was. Nog steeds heb ik de grootste moeite met het benoemen van bloemen en bomen, iets wat zeker ook van doen heeft met een abominabel geheugen.

Als gevolg van deze onkunde werd ik diep geschokt toen ik in de late lente een dame in haar tuin, gelegen aan het pad waarlangs ik in mijn nieuwe domicilie Montmorillon regelmatig een wandeling maak, haar schitterende, enorme bananenboom zag slachten. Die werd met de grond gelijkgemaakt; wortels waren het enige dat restte. “Maakt u zich geen zorgen, zei ze, die komt wel terug.” Ik dacht dat ze me voor het lapje hield, als het ware om me te sussen.

De schok werd mede ingegeven door mijn eigen miserabele ervaring met de bananenplantage. Lang geleden deed ik in de tuin van wat intussen in La Roche mijn maison de campagne is geworden, tweemaal een lentepoging tot het planten van zo’n boom. In de herfst kleedde ik de jonge deerne in een koesterende deken van opgebonden stro. Na terugkomst uit Haarlem, was er de volgende lente niets over van wat in de voorgaande zomer tot een veelbelovende kleine bananenboom was uitgegroeid.

Nu, aan het eind van deze zomer, staat er in de tuin van die dame opnieuw een enorme, schitterende bananenboom die, net als de vorige, de winter moeiteloos gaat overleven. Wanneer ik opnieuw onder de elegant wuivende bladeren die over het pad hangen doorloop – welhaast de groene zeilen van een jacht – kan ik nog steeds mijn ogen niet geloven; de telefooncamera is echter onverbiddelijk. Daar staat ze, ruim drie meter hoog:

.

.

Dit heeft me intussen wel verlicht: terwijl de hare de zegen kreeg van Moeder Natuur, snap ik nu eindelijk waarom mijn pogingen van ooit gedoemd waren te mislukken. De twee boompjes die ik successievelijk plantte, stonden op een slechte plek – in een windtunnel richting noord-zuid, waardoorheen tijdens de winter gure, mens- en boomonterende winden waaiden. Tegen zoiets kan geen tropisch plant ooit op.

De bananenboom in Montmorillon en de enkele andere reuze-exemplaren die ik intussen her en der opspoorde, staan allemaal in een windluwe nis – aan de zuidkant van een muur of een huis, met volop zon. Zo verlies ik op mijn oude dag althans iets van de horticulturele onnozelheid die mijn leven kenmerkte.

Sierksma, La Roche 10.10/2021

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.