.
De titel van dit stukje had ook kunnen luiden: Lessen in Semantische Deconstructie. Overal ter wereld kregen zogeheten tehuizen voor oudjes een bijnaam; in Frankrijk noemen ze die mouroirs – plekken voor stervenden. Heel vaak gaat het om prefab constructies, uitgerust met minimumvoorzieningen; een kleine doucheruimte plus WC, een keukentje, vaak in een kamer waarvan de grootte afhangt van de beurs van degenen die hier zijn weggeborgen.
Na de bouw volgt, vanzelfsprekend, de morele veldslag om het vinden van een juiste naam. Dit tehuis in mijn woonstede Montmorillon doopte men OASIS. En klaar bent u, lezer: een snelcursus in semantische deconstructie, c.q. in eufemismen en Newspeak of hoe je het ook noemen wilt. Een naam als deze, Oase, suggereert een levensbron – water aan het eind van de tunnel, of liever gezegd, water na een uitputtende en uitdrogende tocht door de woestijn, zeg maar de woestijn des levens… In feite is dit tehuis voor iedereen die hierbinnen wordt gebracht zelf die woestijn. De meesten zin al aan het Alzheimeren, of bezig met al die trucjes van oude mensen van voorbij de houdbaarheidsdatum.
Mijn Moeder, die intussen 103 jaar oud is en die ik in Nederland achterliet toen ik naar hier emigreerde – zelf ook zodanig aangetast dat heen en weer reizen er niet echt meer inzit – kan met recht een non-persoon worden genoemd. Klinkt gruwelijk, zeker uit de mond van een zoon, maar het is niet schandelijk. Integendeel, ik was geen slechte zoon. Toen ze nog een leefbaar leven leefde, zorgde ik voor haar, samen met mijn zuster en enkele wisselende verplegers. Ze had nog plezier, bridgete nog driemaal per week na te zijn afgehaald door een auto, en ze dronk elke dag een halve liter niet al te beste sherry cum snacks. Toen begon ze met vallen – en vallen; het einde van het zelfstandig wonen was daar.
Het probleem tegenwoordig, voor wie op de oude dag in zo’n tehuis terecht komt, is natuurlijk dat de meeste van deze oudjes al aan diverse serieuze defecten lijden, waaronder een of andere vorm van Alzheimer. Waar je in zo’n tehuis vroeger kon rekenen op het vinden van schaak- of bridgepartners, wordt er nu zo lang gewacht met daarheen te gaan, dat er niemand meer is die dat nog kan. Zodoende kreeg mijn Moeder haar eerste desillusie, veroordeeld als ze was om de hele dag naar de TV te loeren – geen bridge meer, en helaas ook geen sherry. Niet al te lang na binnenkomst begon het geheugenverlies.
Nadat Alzheimer radicaal had toegeslagen, verdween in korte tijd alle herinnering. Op mijn vraag aan de gerontoloog van het tehuis, of ze mij of mijn zus nog herkende, luidde het antwoord ‘nee’. De conclusie was dat het zinloos was geworden om honderden kilometers op en neer te rijden om haar in een karretje rond te rijden of een spelletje te spelen, als dit ook met een willekeurige ander kon worden gedaan. Zoals zij tot non-persoon was geworden was ik dat logischerwijs voor haar ook.
Ze herkende mij niet meer als haar zoon – ze herkende niemand meer. Mijn zus gaat er, loyaal zoals dat heet, elke week nog steeds twee keer naar toe, en lijdt – me dunkt – aan de illusie haar nog steeds als moeder te ontmoeten. Ik besloot dat het genoeg was geweest. Toch heb ik medelijden met deze vrouw, die elke dag met een lift van haar bed wordt getakeld, dan weer moet worden opgetakeld om op de wc te kunnen zitten – mensonterend.
OASIS, hier in Montmorillon, heeft zelfs een zogeheten tuin.
.
.
Ter zijde van het tehuis ligt zowaar een echt park…
.
.
Deze boompjes lijken toch het meest op een goedgeslaagde metafoor voor de dood; de kleine ramen laten evenzoveel zon door als er licht in de zielen van de oudjes valt. Verdrietig genoeg ligt mijn weloverwogen euthanasie-codicil in de kluis van mijn vroegere arts in Haarlem, 1000 kilometer noordelijker. Hier in Frankrijk is euthanasie anathema, bij de wet verboden; dus zou mijn codicil hier toch waardeloos zijn.
Zo leef ik richting de eigen dood, voortdurend lastiggevallen door die semantische deconstructie, elke keer dat ik langs OASIS wandel – een destructie van alle betekenis, van elk woord, door het schijnbaar iets anders te laten betekenen dan hetgeen waarnaar het woord verwijst.
Maar ik ben een gelukkig mens – het nieuwe huis waarin ik nu leef is een echt huis en geen tehuis. Het is tevens mijn zelfverkozen doodskist; hier ben ik van plan te sterven, als het even kan precies op tijd en door mijn eigen hand, dus voordat het diepe donker van de mentale duisternis me overvalt. Ik ga nooit naar een tehuis als OASIS; ik wil geen non-persoon worden die door verplegers en familie wordt begroet als was het nog steeds een levende ziel – a Mensch.
.
Sierksma, Montmorillon 13.2/2022
Tags: euthanasie, Newspeak, Sterfhuizen