Archief | Moderniteit RSS feed for this section

WHATSAPP WAAN

31 mrt

De titel van dit stukje had ook kunnen zijn: ‘WhatsApp Waanzin’. Maar het waan-aspect is het engste en dus het interessantste aan dit zogeheten sociale medium.

Dat talloos veel miljoenen volstrekt verslaafd zijn aan willekeurig welk social medium, het is bekend en het kan ook niet verbazen. Ook voor de opkomst van het postmodern narcisme liepen er volksstammen rond die schreeuwden om aandacht voor willekeurig geleuter, louter om die aandacht. De verschillende social media vulden in dit opzicht het gapende gat in de markt.

Dat onder postmoderne condities het voortdurend in contact staan met anderen, middels de navelstreng van de antenne-plus-batterij, het pijlsnel toegenomen infantilisme tegemoetkomt en voedt – lijkt duidelijk.

Wat echter niet helemaal duidelijk is, de duiding van de WhatsApp, in het bijzonder de WhatsApp-groep. Er blijkt – opnieuw niet tot mijn verbazing – een heel nieuw vak te zijn uitgevonden om deze duiding professioneel, zeg maar wetenschappelijk ter hand te kunnen nemen: de media-archeologie. Welzeker: Imar de Vries afficheert zich als media-archeoloog – en hij duidt. Hij vindt dat het om een ‘communicatie-paradox’ gaat:

“We streven voortdurend naar betere communicatietechnieken. Maar het is duidelijk dat mensen niet goed kunnen omgaan met dit soort alomtegenwoordige 24-uur-per-dag-vebondenheid.” [Volkskrant 31.3.18]

He zo “We”? Hoe zo “mensen”? Door zich te zien als ‘archeoloog’, doet De Vries het voorkomen dat hij in feite ook als antropoloog te werk gaat: als ging zijn onderzoek naar WhatsApp-groepen over kenmerken van ‘de mens in het algemeen’. Daarom verwijst hij lustig naar parallellen tussen etiquetteregels voor communicatie tijdens opkomst van de telefoon, en het ontstaan van etiquette voor WhatsApp-groepen. Kortom: volstrekt onhistorisch.

Tussen de Moderniteit waarin de opkomst van de telefoon en de auto een grote rol speelden, en de Postmoderniteit waarin de computer, het World Wide Web en de Phone cruciaal zijn geworden, bestaan grondige verschillen. Het belangrijkste verschil is wel een in de Moderniteit redelijk functionerende schuldcultuur met karaktervolle mensen, wier gedrag inner-directed kan worden genoemd: ze functioneerden op basis van geïnternaliseerde normen en waarden; Postmoderniteit ontstaat sinds de zogeheten sixties: het impliceert de opkomst van een schaamtecultuur waarin gedrag vooral other-directed is: men gedraagt zich zoals het onder de controlerende blik van als relevant beschouwde anderen hoort.

Buiten die controlerende blik is er voor het Lege Postmoderne Ego geen richtsnoer voorhanden. Precies daarom is er sprake van die panische drang om in virtuele fake ‘groepen’ een plekje te vinden. Het succes van Facebook en WhatsApp wordt dan begrijpelijk. Voor deelnemers aan WhatsApp groepen functioneert de contante ‘berichten’stroom als bevestiging van hun narcistische onnozelheid. Ook het versturen van die berichten aan anderen dient slechts het oppeppen van het eigen Ego van de zender; het komt niet voort uit intrinsieke interesse voor de ander.

Wanneer alweer zo’n duider, ‘cultuurfilosoof Van den Akker’, vaststelt dat tijdens het functioneren binnen een WhatsApp groep “al die kleine uitwisselingen de groep versterken”, zit hij eveneens op het verkeerde spoor. Sociologisch is er een grondig onderscheid tussen een groep en een groepering. De groep vormt een sociaal verband, met doeleinden, verwachtingen en taken, waarop de normen en waarden van zo’n groep aansluiten. In een groepering is er weliswaar sprake van gedeelde kenmerken die kunnen leiden tot ‘communicatie’, maar die niet voortkomen uit een gemeenschappelijk sociale functie.

De WhatsApp groep is veelal een kunstmatige ‘groep’, die in feite een groepering van mensen inhoudt: weliswaar dwingend, maar niettemin vluchtig en op lange termijn sociaaleconomisch irrelevant; puur cultuur, zeg maar. Een systeempje, met inderdaad in toenemende mate etiquetteregels, waaruit een narcistisch Ego wat steun put voor zijn virtuele ‘bestaan’.

Norbert Elias analyseerde de opkomst van moderne tact en etiquette als reactie op een zich complicerende, verdichtende belangenverstrengeling van steeds meer op elkaar betrokken mensen. Hun anonimiteit werd daardoor een sociale aangelegenheid: steeds vaker was er noodzakelijk contact tussen even daarvoor nog onbekenden. Om succesvolle samenwerking te garanderen, ontwikkelden zich die moderne tact en etiquette.

Bij de vorming van chatgroepen kan het gaan om leden van een club, oud schoolgenoten et cetera. Ook hier is het instandhouden van ‘sociaal contact’ vooral een zaak van een circulerende stroom van Ego-berichten. De meeste elektronische vrienden – miljarden intussen – hebben elkaar echter nooit gezien, zullen elkaar nooit zien en liken een netwerk aan elkaar, dat buiten die informatiestroom van korte berichtjes geen gedeeld belang kent.

De WhatsApp etiquette is van een heel andere orde dan wat werd bestudeerd door Norbert Elias – die dan ook een historicus was en geen ‘media-archeoloog’.

Sierksma 31.3.18

ARME SPACEY, PLATVLOERSE PLUMMER, SCHUNNIGE SCOTT

26 dec

Ridley Scott is een brutaaltje. Maakte pompeuse films, a la. Was nu bezig met het afronden van de film All the Money. Eigenlijk al helemaal klaar, met als hoofdrolspeler Kevin Spacey. Na het zogeheten “#MeToo schandaal” wordt elke scene met Spacey erin geschrapt en overgedaan, nu met als acteur Christopher Plummer.

Plummer zou sowieso een knal voor zijn filmische rotkop moeten krijgen. Maten naaien heet zoiets in het voetbal. Wie zich als collaborateur laat lenen voor het wegpoetsen van een collega-acteur, zou zelf het spelen moeten worden verboden. Kan helaas niet goed meer met die Plummer: de man met zijn versleten leerkop oogt als Ready for the Grave… Maar tja, in The States hebben ze hun leergeld betaald tijdens de McCarthy processen.

Veel, veel erger lot heb ik in mijn hoofd gereserveerd voor Ridley Scott. Deze totaalvlerk gumt Spacey uit zijn film en heeft dan ook nog eens de lef om te klagen over het feit dat Spacey na het schandaal hem nooit heeft gebeld. “Geen telefoontje, geen bericht. Dat neem ik hem erg kwalijk. Het liefst zou ik hem willen vermoorden.”

Je moet GVD maar durven. Puriteinse shitasses uit Engeland en Canada zijn het, die een Amerikaanse homo van zijn carrière beroven vanwege een seksschandaal dat met het spel van Kevin Spacey niets, niente, nothing te maken heeft. Stonden netjes in de padvindershouding klaar om de bevelen van de Hollywood producers in ontvangst te nemen en deze stipt op te volgen. Akela Kapitaal wij doen ons best en schijten in ons eigen nest… Zo’n vieze Spacey in je film, dan kun je wel witte-op-doeken, toch. Weg met die man!

In de persoonlijke hel in mijn bovenkamer reserveer ik een kleine cel, waarin ik Plummer en Scott voor de rest van hun dood opsluit, terwijl ze worden gedwongen elkaar met van die driepoten in de reet te prikken. Zo niet – het vuur onder de vloer hoger opstoken en zonder toetjes naar bed.

Sierksma 16.12.17

NEP, ECHT, WAAR, FEITELIJK, ZAKELIJK

29 nov

“Nep heeft met waarheid niets te maken, het leeft van de tegenstelling met echtheid en wat echt is, is in een mediacratie niet van echt en daarom ook niet van nep te onderscheiden.” Aldus Ton Korver in een van zijn columns.

Helemaal gelijk heeft hij denk ik niet, wel gedeeltelijk. Ik licht dit toe.

Nep en onecht gelijkschakelen levert als vanzelf de tegenstelling echt/onecht op. Wie nep echter contrasteert met feitelijkheid komt elders terecht. Dat het om verschillende begrippen ‘nep’ gaat, lijkt me duidelijk.

Ooit was nep iets dat te maken had met fake merken: ‘Rang is Rang als er Rang op staat!’ Maar soms stond er ook Rang op snoep dat met Rang niets te maken had, al kon het natuurlijk inhoudelijk precies hetzelfde zijn; slechts de merkproducent verschilde van de producent van nep Rang. Dus kon het wel degelijk snoepgoed echt zijn als, maar nep/onecht als merknaam. Lastig allemaal, maar nog steeds duidelijk.

Nu we in het tijdperk van het zogeheten nepnieuws zijn aangeland, is het zaak in de gaten te houden met welke betekenis van nep we in dit geval te maken hebben. Hier staat nep tegenover feitelijk, lijkt me. Een bewering blijkt nep, wanneer we er achter komen dat de feiten iets anders uitwijzen.

Nu zijn ook feiten een lastig, zo niet stroperig goedje. Je hebt de aanwijsbare feiten. Een door mij waargenomen toestand komt niet overeen met wat anderen erover beweren. Bijvoorbeeld: de waarneming dat een plein half gevuld is met demonstranten, terwijl de politie laster beweert dat het slechts voor tien procent was gevuld.

Maar oppassen geblazen: Zodra ik wat ik waarnaam achteraf aan een ander ga vertellen, heeft het voor de ontvanger van die boodschap allicht het karakter van een bewering. “Zo zag jij dat blijkbaar…” Betrouwbaarheid is hier het enige ijkpunt. Daarvoor moet je of de persoon kennen die iets beweert, of het medium waarin de boodschap staat kennen als betrouwbaar. Vertrouwen is, zoals met alles in een samenleving, de sleutel tot het samenleven. Er zonder staan we tegenover elkaar – onverzoenlijk.

Wanneer Korver de zweep haalt over het toenemend gebruik van de notie van ‘zakelijk discussiëren over iets’, heeft hij gelijk. De zaak, stelt hij, heeft in de mediacratie niets zakelijks meer en is al voor die zogenaamde zakelijke discussie opgesoupeerd door de whirlpool van meningen, tweets et cetera.

De Fransman Baudrillard voorzag deze mediacratie al in de zeventiger jaren. Hij gebruikte het woord simulacrum. Waar in de Moderne Tijd simulatie nog een feitelijkheid kon verhullen en liegen nog gewoon liegen was, daar is alles wat wordt opgenomen in de Media-Maalstroom van rondzingende opinies slechts een simulcarum: er is geen onderscheid meer aan te brengen tussen leugen en waarheid, tussen mening en feit. Iets is zoals het verschijnt in de media; daarop wordt gereageerd.

 

175px-Bundesarchiv_Bild_102-17049,_Joseph_Goebbels_spricht

 

Nazi-propagandist Goebbels was gewoon nog ordinair modern: gewoon een gigantische leugenaar. Joseph Roth kon hem feilloos met de volgende zin typeren: “Niet sinds in deze wereld leugens voor het eerst werden verteld, heeft een leugenaar zoveel krachtige luidsprekers tot zijn beschikking gehad.” [1934] Goebbels’ leugens werden dus krachtiger rondgebazuind dan die van anderen. Maar toen al kon je direct zeggen dat wat hij beweerde leugenachtig was – met verwijzing naar feiten.

Het postmoderne simulacrum maakt gebruik van insinuaties en vooral ook van het tijdsverloop tussen het moment waarop een bewering wordt verspreid en het moment waarop het überhaupt mogelijk wordt om het feitelijk te toetsen. Bijvoorbeeld, door gebruik te maken van vage noodlotsverkondingen. ‘Als de Brexit niet doorgaat, stort de Engelse Economie in’; ‘Als de Brexit wel doorgaat, krijgt iedere Brit zijn gouden bergje’; ‘Als de Brexit doorgaat, komt er geen immigrant Engeland meer binnen’, et cetera.

Door het rondzingen van beweringen en voorspellingen krijgen die dankzij de zogeheten sociale media een weerklank die hen tijdelijk tot De Echte Waarheid verheft. Bijgevolg wordt wat Wetenschappelijke Feitelijkheid was opeens Onechte Waarheid. En uit die warboel komen we, vrees ik, nooit meer.

Sierksma 29.11.17

 

 

 

KUNSTBRANIE

19 okt

Hoe dichter een collectie, een galerie of een museum tegen Moderne abstracte kunst aanschurkt, des te meer bla bla je mag verwachten, des te meer humbug. Omdat abstracte kunst per se niets over zichzelf laat zeggen, leuteren museumdirecteuren en critici vooral over zichzelf of over iets anders, iets Hogers. Als het maar publiek trekt.

 

Omdat Het Stedelijk in Amsterdam bestaat bij de gratie van deze Moderne Abstractie, zijn haar directeuren altijd gekenmerkt geweest door incrowds en coterieën, onzinnige tentoonstellingen volgens eigen ‘concept’ en door het smijten met geld om aandacht te krijgen.

 

Dat mevrouw, de Directrice Ruf nu voor de bijl gaat, kon verwacht worden. Het wachten is op de volgende praatjesmaakster of –maker.

 

De kranten hebben zich vrolijk in dit keurslijf van kunstgeleuter laten persen. Gewoon een voorbeeld. In het Parool [19.11.17] ‘kijkt schrijver en curator Hanne Hagenaars bij mensen naar binnen, op zoek naar bijzondere kunstwerken’.

 

Bij kunstkritiek zou het echter moeten gaan om het vinden van goede kunstwerken die je ook nog eens behagen, en daarna om het aangeven waarom ze zo goed zijn. ‘Bijzonderheid’ is een reclameterm. In dit wereldje is wat opvalt dus goed. Kortom: het euvel dat de Moderne abstracte kunst kenmerkt.

 

Maar niet alleen die Moderne kunst. Damian Hirsts met diamanten bezette schedel is zeker héél bijzonder. Maar het is waardeloze kunst, spraakmakend en dus met veel stennis eromheen. En ook Daar waar de aarde vet is van Van der Sterren, het doek dat Hanne Hagenaars er als ‘bijzonder’ uitlicht, lijkt althans op de krantenfoto niet veel soeps.

 

 

 

Maar zelfs bij deze niet-abstracte voorstelling van een haas ‘als symbool van de lust’ moet het kwaliteitsoordeel van Hagenaars het hebben van de verwijzing naar de dichtbundel van Baudelaire: Les fleurs du mal. De titel van het stukje heet De haas waarschuwt: gebruik uw tijd.

 

Volgens ‘schrijver Hagenaars’ schrijft deze Franse dichter ‘over de nederlaag van de mens tegenover de tijd’. Ik las die bundel, maar kreeg daarbij toch de indruk dat het Baudelaire vooral ging om een woekerend verlangen naar geil verval. Wel dus iets met tijd van doen, maar toch vooral met wellust. Zie ik niet terug in het schilderij van Van der Sterren. Ook hier wordt gepoogd je blik met verwijzende taal te beïnvloeden. Wat u ziet ziet u niet, u ziet iets anders.

 

Sierksma 19.11

POEZELPANTSER EN MACHO

7 jan

In een artikel over de snel groeiende aandacht voor male grooming – het verzorgen, oppimpen en doen zwellen van het mannenlichaam – beschouwt Maartje Laterveer dit als een typisch voorbeeld van “Emancipatie – mannen moeten ook mooi zijn tegenwoordig.”

 

Ook denkt ze het verschijnsel van het mannelijk vertroetelen der lichamelijkheid – in de Moderniteit nog voorbehouden aan gruwelijke poezeljufjes in reclames voor badzepen en lichaamsoliën – te kunnen begrijpen als een zaak voor ‘ijdeltuiten’. [VK MAGAZINE 7.1]

 

Niets is minder juist. De postmoderne lichaamsmarkering (M/V) door middel van tatoeage, body building, luchtjes, hairdo’s, het elimineren van alle haar et cetera staat haaks op ijdeltuiterij.

 

De ijdeltuit was een Moderne categorie. Deze vooronderstelt een opgeblazen ego dat nog eens extra behoefte heeft aan het uiterlijk presenteren van het Zelf.

 

De Postmoderniteit, die zich in hoog tempo sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw aan de Westerse samenleving oplegde, wordt gekenmerkt door een schaamtecultuur. Deze wordt gedragen door een onvolgroeid zelf met een zwak ontwikkeld karakter en een beperkt schuldbesef.

 

Bestaan doet zo’n personage primair in het oog van relevante anderen. Worden omgevende mensen beoordeeld als irrelevant, dan is hun oordeel even irrelevant. Vandaar de toename van hufterig gedrag.

 

Deze nadruk op existentie als ‘waargenomen worden’ resulteert in de genoemde markering van lichamen. De Postmoderne mens is een narcist – geen persoon met een voltooid Ik, maar een personage dat voor andermans oog moet worden uitgedost en gemarkeerd. Het postmoderne personage is gehuld in een Pantzer Ich.

 

De male grooming branche is intussen wereldwijd goed voor 21.4 miljard dollar; voorspeld wordt in 2020 een waarde van 26.6 miljard. [idem]

 

In 1960 had je voor mannen hooguit wat haarbrillantine en een aftersheefje.

 

Sierksma 7.1.17

PROFESSORAAL POPULISME

6 dec

Is professor Gabriël van den Brink nu gewoon lief of echt dom? Niet aan mij om dit raadsel op te lossen. Wel om enkele kanttekeningen te maken bij een twee bladzijden groot interview in de VK van 28 november jongstleden.

 

“Ik ontdekte op grond van talloze feiten dat de aannames van het marxisme, en trouwens van economen in het algemeen die denken dat het alleen gaat om brood op de plank, dat die niet kloppen.”

 

‘Economen in het algemeen’? Wat is dat voor goedje? Je kunt kritiek hebben op de parameters die een bepaald vakgebied blind maken voor bepaalde perspectieven op hun ‘object’. Maar mij liepen slechts weinig ‘economen’ tegen het lijf die vonden dat de wereld draaide om brood alleen. Hun vakgebied hanteert soms dit soort modellen, zelf hebben ze meestal ‘als burger’ een andere kijk.

 

‘Het marxisme’? Weer van die generaliserende onzin. Nu ken ik Van den Brink uit een andere context en weet dat hij als jongeman gretig het werk van ‘de marxist’ Gramsci las. Een Italiaan, misschien telt die voor Van den Brink daarom niet mee. Maar zoveel is zeker, dat Gramsci’s werk is doordesemt van het inzicht dat de complexe mix van zeg maar ‘waarden en normen’ en alledaags gedrag en politiek en economie (u weet wel: ‘brood op de plank’) het onderwerp van sociaalwetenschappelijk onderzoek moet zijn. En dan beter dan Van den Brink het in het interview voorstelt.

 

“De politieke elite spreekt de taal van hoger opgeleiden. Lager opgeleiden voelen zich in de steek gelaten. Zij worden pislink en schelden.”

 

Nu moet je nog hard zoeken om onder de hedendaagse politici iets van een ‘elite’ te vinden, hun intellectueel niveau is gemiddeld bedenkelijk. Denken, ja. Nadenken, helaas zelden. Niet voor opgeleid of geen tijd voor.

 

Politici spraken altijd al een Bargoens dat niet alledaags genoemd kon worden. Maar populistische opstand zoals nu zag je voorheen zelden. Of we denken aan de boerenopstanden uit de Middeleeuwen – helaas te verklaren uit gebrek aan ‘brood op de plank’. Dus zal de verklaring voor de hedendaagse populistische opstand toch echt ergens anders gezocht moeten worden dan waar professor Van den Brink dit doet. Die zoekt het in communicatieverbetering.

 

Een beetje meer moraal in de soep, die soep niet met een intellectuele hete aardappel in de keel opdienen – en het volk snapt het en volgt wel weer. Letterlijk: “… Morele vraagstukken … Dat wordt in de politiek vaak genegeerd.”

 

De (trouwens even onzinnige) opmerking van de interviewer – ‘De overheid wil er niet mee te maken hebben en de bevolking…’ wordt even onzinnig onderbroken en aangevuld door onze leermeester: “Die vraagt erom! Maar dat wordt niet verstaan.” Of zou de professor in dit interview proberen de taal van het volk te spreken?

 

Mij lijkt in elk geval de volgende uitspraak van Van den Brink oliedom: “De vraag is welke morele waarden doorwerken in het alledaagse bestaan.” Ik zou niet eens weten wat hier staat, laat staan het als ‘de vraag’ kunnen begrijpen, laat staat daarop een antwoord kunnen verzinnen.

 

Geen sociaal gedrag zonder doeleinden, waarden, normen en verwachtingen – ‘sociaal gedrag’ is pas sociaal, omdat het als een dergelijk complex is gestructureerd. ‘Doorwerken’ – my ass!

 

Op een vraag over ‘de moderne wereld’ (waarbij ‘modern’ even niet wordt toegelicht) antwoordt de professor in andere termen: “Ik hou vast aan het idee van modernisering.”

 

Doen, Jongen! En in deze Sinterklaastijd doe je een strak touwtje om het pakje, kun je het niet verliezen. Gewoon veel van die pakketjes aan de politici sturen en klaar is Gabriël

 

Bezoek ook mijn andere blog: sierksmatwee.wordpress.com

6.12.15

 

 

ZUCKERBERG: CHARITAS OF FILANTROPIE

3 dec

In het alledaagse woordgebruik worden ze door elkaar gehaald, charitas en filantropie. Toch is er een subtiel historisch onderscheid.

 

‘Charitas’ aldus een krantenartikel over Gates en Zuckerberg, ‘kent een lange traditie onder Amerikaanse superrijken’. Ook wordt gesproken over ‘liefdadigheid’. [VK 3.12.15] Me dunkt, bedoeld wordt filantropie. Geslaagde Amerikanen schiepen en scheppen meestal fondsen en instellingen die ‘goed zijn voor de mensheid’ in algemene zin. Een Harkness Foundation bijvoorbeeld, die via haar Commonwealth Fund beurzen verdeelt – ooit aan Europeanen van een onvervalst linkse signatuur, uw schrijver weet het.

 

Of zoals Gates en Zuckerberg het tegenwoordig doen: Het scheppen van instituten die medische onderzoek doen, onderwijsverbeteringen nastreven en wat dies meer zij – ‘voor de mensheid’ [de ‘anthropos’ in het combiwoord ‘filanthropie’].

 

Deze rijken zorgen niet meer zelf voor hun naaste, of het moet de nieuwe baby van de Zuckerbergs zijn. Het begrip ‘naaste’ verwijst naar een historische orde van directe, persoonlijke loyaliteit. Het verder helpen van de mens of de mensheid past in de Moderne orde van de vanzelfsprekend anonieme solidariteit; men is solidair met onbekende anderen, denk aan sociale verzekeringen.

 

De notie van charitas is, zeker in Europa, geassocieerd met de oorspronkelijk middeleeuwse, persoonlijke zorg voor zieken en ouden van dagen, veelal georganiseerd vanuit kerkelijke instanties. Charitas was van De Kerk, de in de Middeleeuwen enige kerk, de Roomse. Burgers zorgden voor iedere minder bedeelde of zieke, ongeacht status of geloof.

 

De term filantropie stamt weliswaar uit het Oude Griekenland, maar kwam voor zover ik heb kunnen nagaan pas in zwang in de Moderniteit. Na de reformatie kreeg onder alle gezindten, zeg maar, ‘soevereiniteit in eigen kring’ voorrang, mede het gevolg van de venijnige strijd van ‘Calvijn’ tegen ‘Rome’. Filantropie in de aangegeven solidaire zin van het woord ontstond als overkoepelende beweging – zonder rekening te houden met geloof, politiek of wat dan ook.

 

De Amsterdamse ‘hoogleraar filantropie’ – jawel – Theo Schuyt ‘prijst Zuckerberg en de andere vrijgevige miljardairs’. Die ingrepen van de rijke filantropen zijn ‘vaak effectief, ze hoeven geen verantwoording af te leggen en kunnen dus investeren in veelbelovende maar riskante plannen’.

 

Bezwaar tegen hun geldelijke bemoeienissen met de mensheid zou zijn dat dit tevens gebeurt uit eigen belang – om de na-ijver van de minder succesvolle mensen wat te dimmen. So what! zou ik zeggen.

 

Ook hoeven ze op deze manier minder belasting te betalen. Tja, minder belasting voor slechts het vergeven geld dat in dergelijke plannen en instellingen wordt gestoken, niet voor wat hen resteert. Ze bepalen liever zelf wat er met hun geschonken geld gebeurt dan dit over te laten aan de overheid. Een wijze gedachte in landen, waar niet geoormerkte giften of overdrachten aan de staat ten minste voor een deel verdwijnen in oorlogsvoering.

 

Eén kritiekpunt, ik denk van de hoogleraar filantropie, is de moeite waard. Vooral de mediarijken zoals Gates en Zuckerberg zouden ‘een te grote vinger in de pap van het onderwijs krijgen’ en daarmee de vorm en de inhoud daarvan in wellicht ongewenste richting kunnen beïnvloeden – die van ‘teveel nadruk op computers en toetsen’. Of dit zo is, is onderwerp van een nieuwe discussie.

DSCF2640

 

Geschiedenis – dat rare, viscose goedje waar we nooit vanaf komen. ‘Jonge Surinamers’ denken van wel, ‘die vinden de Decembermoorden in Suriname vooral iets uit het verleden’ [VK idem]. Net als de schurk Bouterse die ze massaal tot hun president verkozen, zetten ze liever een duistere zonnebril op die hen elk zicht op geschiedenis ontneemt en daar mee op Verlichting.

 

Bezoek ook mijn andere blog: sierksmatwee.wordpress.com

3.12.15

COLLABORATIE IN BED

4 nov

Er is een studie uitgekomen over de vleselijke banden tussen Hollandse meisjes/vrouwen en bezettende Duitse soldaten.

 

Laura Fahnenbruck toont volgens de Volkskrant [4.11.15] aan, dat de Duitse bezetter contacten tussen de seksen van beide nationaliteiten aanmoedigde. ‘Onze vrouwen golden als goede kandidaten voor een kansrijke verbintenis’. Het omgekeerde vonden de Nazi’s van Franse vrouwen: Die zouden ‘geraffineerd en potentieel gevaarlijk’ zijn.

 

DSCF2585

 

 

Arme moeder van me. Ze was koerierster en getrouwd met een verzetsman – dat kan als Hollandse betrouwbare vrouw toch niet, dan ben je immers kansrijk voor een Mof! Wellicht schuilt mijn vergissing in het feit dat ze Friezin is. Maar ook dan: De aanmoediging van hogerhand van Duitse soldaten om het met Nederlandse vrouwen te doen betrof de veronderstelde rasverwantschap. Die gold ook zeker Friezinnen.

 

Nu hoeven we ons in dit schrijven niet te laten leiden door fascistische vooroordelen. Het is bekend dat fascisten van zowel Duitse als Italiaanse origine weinig ophadden met het intellect of met de ‘dociele aard van de vrouw’. Ze dienden als fokvee voor een verondersteld Herrenras – of dit nu blank Duits, dan wel gekleurd Italiaans was.

 

Interessanter is het, dat ondanks deze denigrerende benadering de vrouwen zelf massaal vielen voor het uniform en voor de ‘viriele uitstraling’. De feministe Macciocchi heeft min of meer aangetoond dat zonder de vrouwenstem Mussolini het niet gered zou hebben. Scola’s film Una giornata particolare lijkt erop gebaseerd. Bij Herr Hitler zou ik aan zo’n stelling twijfelen…

 

Zijn zulke verbintenissen verwerpelijk? ‘Zedenverenigingen van meestal christelijke signatuur’ vonden van wel [VK idem]. Hun bezwaren golden echter niet het politieke aspect van deze bedcollaboratie, maar onder andere syfilis en de ‘moderne’, dat wil zeggen buitenechtelijke seksuele moraal.

 

Voor een waarachtig ongelovige lijkt het politiek-ethische aspect echter interessanter. Dit werd uitgelicht in de film van Resnais, Hiroshima mon amour, waar het verschijnt in zowel de Japanse als in de Europese context. Hier in Frankrijk, in Nevers – de liefde tussen een bezetter en een lokaal meiske. Ik leg even nadruk op ‘liefde’. Zonder twijfel zal het verwerven van kledij en nylons heel wat vrouwen meer hebben verleid dan die uniformen. Maar vaak was er verliefdheid in het spel.

 

Verdienden die vrouwen het om na de oorlog door hetzij ‘het verzet’, hetzij ‘boze burgers’ als ‘moffenhoeren’ wreed aan de schandpaal te worden genageld – dit, door hen in het openbaar kaal te scheren en uit te kleden?

images (5)

 

Ik denk van niet. Is er geen landverraad in het spel, dan geldt me dunkt ‘Baas in eigen buik’.

In tegenstelling tot een extreme versie van het feminisme die ‘het persoonlijke’ beschouwt als ‘politiek’, beschouw ik het tedere scherm tussen het openbare en het private als een groot goed. In de Moderniteit hing dat scherm er nog, alleen de gruwel van een oorlog haalde het tijdelijk neer. Daarna werd het weer opgehangen, althans in Europa waar het erotische wel en wee van politici geen invloed had op hun politieke carrière. Men denke aan Mitterrand die niet wegens zijn maîtresse werd achtervolgd door paparazzi (waar dit wellicht wel had moeten worden gedaan wegens zijn dubieuze oorlogsverleden…)

 

Intussen reet de Postmoderniteit dit scherm uiteen, intussen werd al het private openbaar en vice versa. Wat de oorzaken hiervan ook zijn, je kunt dat extreme feminisme als de uiteindelijke overwinnaar uit de seventy’s beschouwen – ook als ze nu, met minder succes, de minder fijne kanten van die kortsluiting aan de kaak willen stellen.

 

BEZOEK OOK MIJN ANDERE BLOG sierksmatwee.wordpress.com

MYSTERIEUS AMSTERDAM

21 jul

Op weg naar onze tandarts lopen mijn vrouw en ik langs De Lairessestraat in Amsterdam, in het magistrale Oud-Zuid. Daar heeft ze ooit, halverwege de zwangerschap, bij de Vrije Universiteit gewerkt – om de eindjes aan elkaar te knopen. Ik vraag haar bij wie of wat, dat is ze even kwijt. De hoogleraar heeft ze in elk geval in die paar maanden nooit zelf gezien. Ook vraag ik me af of het gereformeerde woordje ‘Vrije’ in dit geval voor dezelfde soort onzinvrijheid staat als het antroposofische woordje in ‘Vrije School’.

 

DSCF2071

 

 

Nu zoek ik de naam van de faculteit aldaar even op, kom tot de ontdekking dat ik mijn leven lang de naam van de schilder De Lairesse in mijn hoofd spelde als ‘De Laraisse’, terwijl we ter plekke vaststellen dat de VU er niet meer huist.

 

 

DSCF2070

 

 

 

Het ging, blijkens het web, om het Laboratorium van de Vrije Universiteit. Voor het eerst zie ik nu, na zoveel jaren, ook een mysterieus ding op het dak zitten – de eerste indruk van de postmoderne mens: een moskee! Bij nader inzien lijkt het eerder op een sterrenobservatorium – niet erg groot, maar wel die vorm.

 

DSCF2074

 

 

Op de dag zelf heb ik geen camera bij me, mijn gsm is van voorwereldlijke komaf, heeft dus geen fotofunctie. Daarom ga ik enkele dagen later terug voor wat opnamen.

 

 

DSCF2073

 

 

Mijn kop eraf, dit is een observatorium!

 

Dit betekent dat men destijds – dit deel van de VU stamt uit het begin van de vorige eeuw – wel een heel bijzondere opvatting over een laboratorium had. Of zou een gereformeerde sterrenkundestiekemerd bij de bouw van het lab de architect of de aannemer ter zijde de opdracht hebben gegeven: “Doe er maar een kleine sterrenkoepel boven op, Jongen!”

Benieuwd of er in de documenten van de gemeente toestemming voor is gegeven.

 

Bezoek ook sierksma.twee.wordpress.com

REMBRANDT BOEKENWURM

7 apr

Onze grote schilder deed veel boeken in zijn schilderijen. Nogal wat daarvan zijn Bijbels, iets wat het gereformeerde kerkbestuur waarmee hij vaak ruzie had wel eens goed had mogen bekijken. Calvijn en kunst verhielden zich nooit goed. De aversie van de kerk tegen Rembrandt zal evenveel met zijn vrouwen te maken hebben gehad, als met zijn kunstenaarschap.

Op de tentoonstelling De Late Rembrandt is een ets te zien, met daarop Hieronymus die achteroverhangend in een ontspannen houding lekker ligt te lezen – een romannetje zo te zien, heiligen beschouwden de Bijbel vast als zodanig.

Ter zijde loopt een leeuwin zijn grot binnen, om eens even te kijken hoeveel andere boeken daar liggen opgetast.

Lezende Hieronymus

Lezende Hieronymus 1653

Ook kun je op deze tentoonstelling goed zien waar Hitchcock zijn vermaarde scène vandaan haalde – in Suspicion, het moment waarop Cary Grant de trap op loopt met in de hand een glas melk waaruit welhaast het hemelse licht zelve voortkomt. Suggestie: Daar is iets mis mee, daarin zit gif…

Opnieuw een schilderij met een boek. Op Rembrandts Lezende Oude Vrouw komt het licht uit de foliant – het doet haar hemd opglanzen, het gezicht gloeien van intensiteit.

Lezende oude vrouw

Lezende oude vrouw 1655

Waar de schilder louter schijn nodig had, in zijn bewonderaar gecombineerd met een wilful suspension of disbelief – het licht in het boek wordt slechts gesuggereerd, via die weerschijn – daar stak Hitchcock gewoon een elektrisch lampje in het melkglas. Kwestie van moderniteit. Kwestie van geloof en ongeloof.