Archief | Uncategorized RSS feed for this section

ISTHMUS

29 mrt

.

.

Land’s End

stretched a little, by man’s hand

the small dyke to the island

the estuary waves

.

The soul wavering

enough land in sight

to live the illusion of

a wafer-thin screen

between alien and home

safety first, for those

who do not brave the sea

.

Tidal flooding of the little link

as close to freedom

this bump of earth can ever get

millions of years have passed

a motherless child, afraid of letting go

always holding someone’s hand

.

Then again

 at high tide it might allow

the coming of a second Christ

to cheat and walk the waters

.

An elegant tern is floating by

telling cowards of the sad imprisonment

in the shackles of freedom

.

[pace the poet’s guide:

beware of anthropomorphism]

.

Sierksma, Port des Barques 7.10/2023

FRONTAAL – WEER OORLOG

26 nov

Vroeger was een weersfront een weersfront; ik dacht niet eens aan de oorlogsmetafoor. Een front was een lijn op de kaart van de weersvoorspeller, dan wel een zichtbare streep aan de hemel – als je een beetje mazzel had. Taal had vanzelfsprekend iets vanzelfsprekends. Een weersfront is een weersfront. We leven onze alledaagse projecties – we zijn ons die niet bewust.

Precies dat is de ramp van de postmoderne semantische deconstructie. Niks betekent iets meer zoals het dat ooit deed – een catch-as-catch-can van betekenissen. Communiceren wordt er niet makkelijker op. Fake news. ‘Ik bepaald zelf wel wat ik hiermee bedoel…’

.

.

Nu doet me zelfs alledaagse nieuwslezing mijn machtige rivierluchten anders zien dan ik ze normaliter steeds zag – en, me dunkt, ook zou moeten zien. Ik kijk naar een prachtlucht, en zie daar in de verte onder een dreigende lucht dit imposante front. Waar ik vroeger onmiddellijk dacht aan weersverandering, schiet me nu onmiddellijk het oorlogsfront in de Oekraïne te binnen.

Diefstal is het, ontvreemding van mijn naïviteit, ontvreemding van betekenissen.

.

Sierksma, 25.11/2022 Montmorillon

MIJN TEGENSPRAAK

30 mrt

.

Alleen de puritein droomt ervan een gaaf geheel te zijn – zonder stiksels. Zelfs de filosoof, geschoold en al in logica en diepe gedachten, staat stijf van tegenstellingen en tegenspraak. Nooit zullen we een oplossing voor de puzzel vinden – een uitweg uit het existentiële labyrint.

Het is alweer lang geleden dat ik me vond in een aantal Zen ‘voorschriften’, of liever: in de levenssuggesties waarvan ik dacht dat ze behulpzaam konden zijn bij het enigszins organiseren van een onaffe wereld en van een onaf Zelf. Nooit echter voelde ik ook maar een minieme behoefte om Het Pad te vinden – dat is immers ook een teken van je reinste puritanisme, iets voor echte gelovigen; ik bewandel liever oneffen paden…

Maar bijvoorbeeld slechts zevenmaal diep ademhalen om dan onmiddellijk een vitale beslissing te nemen, één van die Zen gewoonten – ik deed het. Zo kocht ik twee jaar geleden een enorm huis aan de rivier De Gartempe, na het slechts voor enkele seconden te hebben bewonderd. Merkwaardigerwijs duurde het een filosofenleven lang voor ik er definitief achter kwam dat zoiets als de ‘vrije wil’ een illusie van de menselijke soort is. Jarenlang volgde ik als amateur de flitsvlugge ontwikkelingen van het hersenonderzoek. De nieuwste apparatuur toont aan dat in de hersens al een ‘beslissing’ is genomen vóór zoiets als een ‘besluit’ ons bewustzijn bereikt. Waarom met zo’n zogenaamd besluit dan nog langer wachten dan na zevenmaal diep ademhalen…?

Een andere Zenformule beschouwt het als wijsheid wanneer je elk moment leeft alsof je al dood bent. Me dunkt, de moeite waard, zij het niet elk moment, omdat dan nogal wat plezier in het leven verpest zou worden, van erotische highs tot en met de sublieme gevoelens bij het zien van schoonheid in kunst en natuur. Ook Zen met mate!

Mijn pogingen om dagelijks te leven volgens het Romeinse motto sine ira et studio, met een nuchtere kijk op de dingen zonder me op te winden en zonder vooroordelen, heeft veel weg van Zen. Geen morbide Sein zum Tode; ook geen frivool carpe diem, dat het leven niet serieus genoeg neemt. In plaats daarvan, een geamuseerd waarnemen van het eigen Zelf, bezig zich via onvoorspelbare sporen door de wisselvallige existentie te wurmen, zich er welbewust van een beetje belachelijk te zijn, soms zelfs absurd, en wellicht zo nu en dan ook grappig.

Het gaat er om nooit bang te zijn voor ‘de dood’, omdat het nu eenmaal onderdeel van alledag is; niet hopen op een Eeuwige Vrede die er toch nooit komt… Zich voorbereiden op de dood, leven alsof men al dood is, eigenlijk zich veeleer voorbereiden op het sterven – een teken van realisme. Feitelijk zijn mensen minder bang voor hun dood, dan voor de vele onappetijtelijke wijzen van doodgaan.

Toen, vrij laat in mijn filosofische carrière – als dat al de naam is voor mijn nogal willekeurige lezen van veel schitterede boeken – stuitte ik ergens in het volumineuze oeuvre van Niklas Luhmann op cruciale een passage – vergeef deze aftandse oude man dat hij niet naar de verwijzing gaat zoeken. Volgens Luhmann is het menselijke zelfbewustzijn niet instaat zich het eigen niet-zijn, de ‘dood’ van dat zelfbewustzijn in te beelden. We kunnen ons iemand anders’ dood voorstellen; we kunnen de reactie van anderen op onze dood voorstellen; we kunnen ons het eigen lichaam als dood voorstellen; we kunnen ons zelfs voorstellen dat er een moment komt waarop wat we nu als genoegen ervaren niet meer bestaat… Maar onze ‘geest’, ons zelfbewustzijn kan zichzelf slechts als actief bewustzijn voorstellen en ervaren – niet als niet-meer-bewustzijn. Luhmann heeft gelijk: zelfbewustzijn ís of het is niet; het kan niet het bewustzijn zijn van een niet-meer-bewustzijn. Zelfbewustzijn is radicaal tegenwoordig, bestaat volstrekt in de tegenwoordige tijd. Wie slaap is niet zelfbewust.

In hetzelfde schuitje: ik ben weer eens een enorme persoonlijke contradictie, zo niet mijn essentiële contradictoire Zelf. Wil ik Zens adagium echter nog steeds serieus nemen, dan is het in elk geval zaak om een poging te doen om deze tegenspraak in het bewustzijn zelfbewust te leven.

Misschien ben ik me, stiekem als het ware, al veel langer bewust geweest van bovenstaande pragmatische paradox: elk moment te willen leven alsof men al dood is en de filosofische zekerheid dat dit onmogelijk is – dit, door stomweg deze Gordiaans knoop door te hakken.

Twee van mijn meest geliefde en bewonderde stukken muziek werden geschreven door dezelfde componist – Richard Strauss: zijn Metamorphosen en zijn cyclus van de Vier Letzte Lieder. Beluister ik die, dan steeds beide na elkaar – eerste de Metamorphosen, dan de Letzte Lieder. In hun sublieme genieten verdrink ik in de ervaring van het muzikale sterven, met als hoogtepunt de laatste vijf woorden aan het eind van het vierde Lied: Ist dies etwa der Tod? – Is dit het dan, de ‘dood’…?

.

Dass wir uns nicht verirren
In dieser Einsamkeit

O weiter, stiller Friede!
So tief im Abendrot
Wie sind wir wandermüde–
Ist dies etwa der Tod
?

.

Het is de oververmoeidheid van in-leven-te-zijn, te lang, vaak steeds meer alleen, maar ook de repeterende vermoeienis van het dagelijks bereizen van de routes van arbeid en gezelligheid, een uitputting die des te intenser wordt gevoeld wanneer de zon over de horizon gaat, wanneer we onszelf, zelfs in gezelschap, eenzaam voelen – en dit volstrekt. Aangezien de mens in zijn kern een sociaal wezen is, ervaren we deze plotse confrontatie met onze existentiële eenzaamheid als waren we reeds dood. Aldus, luisterend naar het beste dat muziek te bieden heeft, lukt het ons misschien om Zens onbereikbare ideaal alsnog te benaderen.

.

Sierksma, La Roche, 23.3/2022

PAUZEGROET

9 dec

9.12/2021

Waarde lezer,

Even een schrijfpauze, wat weken met de blik op nergens, wellicht op een boek of op het schaakbord. Dank voor uw aandacht.

Ik wens u rust toe, en een genoeglijk samenzijn met vrienden, geliefden en familie.

Dit is een barre en boze wereld – het wordt, zo lijkt het, al maar erger. Af en toe daaraan ontsnappen in vormen van vergetelheid is geen zonde…

Sierksma

BRANDHOUT

16 okt

.

Je staat er dik een eeuw. Dan, opeens, ben je brandhout. Met wat geluk – indien er toevallig een beeldhouwer langskomt – wordt een deel van je een houtsculptuur. Je moet maar durven als houthakker. Wellicht is de man louter houthakker. Ik, die me bezondig aan dit antropomorfisme, zou niet weten hoe zo’n reus deskundig neer te halen. Mag hij de houthakker, die hem heeft aangezet tot deze poëtische bespiegeling, zijn daad verwijten? Je moet maar durven als dichter.

.

.

Sierksma, La Roche 12.10/2021

WOESTIJN

10 mrt

Miniaturen voor mijn maîtresse 18

fluitend de leegte tegemoet

immers:

in het luchtledige zal niets meer klinken

.

galmend van eenzaamheid

duin na duin

vlakte na vlakte

droogte op droogte

.

vacuüm

zelfs de ‘koesterende hemel’

laat het hier afweten

.

zittend aan deze werktafel

om mij heen: de woestijn der lage landen

.

Sierksma Haarlem 6.6/1989

AMBACHT

20 feb

Miniaturen voor mijn maîtresse 13

“Wat konden we met onze handen?” vraagt Levi zich af in zijn Periodiek Systeem. ‘Alleen vrouwen, schrijft hij, kunnen in de joodse gemeenschap hun handen gebruiken; de mannen gebruiken hun handen slechts om te schrijven, nadat ze deze eerst, in hun jeugd, gebruikten om mee te spelen’. Wat kan ik doen ‘met mijn handen’? De liefde bedrijven, hoop ik – de vingers laten strelen, alle openingen vinden en doen bewegen. Is er een bevredigender en schoner ambacht te bedenken?

Sierksma, Haarlem 9.11/1989 

BAUDET EN DE IMAMS

30 apr

Waarin komen Sherry Baudet en de Imams overeen? In hun omgang met, zeg maar, de waarheid.

Baudet en volgelingen kramen af en toe hartverscheurende dommigheden uit, of zaken die op zijn minst iets schandelijks hebben. Steevast wordt dan gezegd, dat wie hen citeert, de ‘context’ vergeet waarin de uitspraken zijn gedaan.

Dit is de truc bij uitstek van de provocateur. “Dat heb je mij niet horen zeggen.” “Zo heb je het mij niet horen zeggen.” “Vergeet niet dat de context van die uitspraak er een andere betekenis aangeeft…” En dan anderen maar voortdurend op het verkeerde been zetten. Typisch trouwens iets voor corpsballen, die hun tegenstanders in een discussie zo graag ‘onder de tafel lullen’, ongeacht of die tegenstander inhoudelijk het gelijk aan zijn kant heeft.

De Imams met hun verwijzingen naar de ‘context van de Koran’ doen precies hetzelfde. Tja, dat van die homo’s die van torens afgeflikkerd moeten worden, dat staat er misschien wel, maar dat mag je niet letterlijk nemen – kijk maar naar de ‘context’. Dat radicale volgelingen in diezelfde context juist een extra aansporing zien om de opdracht uit te voeren, wordt even vergeten. De Koran, of om een andere dwarsstraat te noemen: De Bijbel – toch in zijn geheel Heilige Schriften, want immers opgetekend uit de mond van Hem Zelve.

Ambtenaar van dienst van de As Soennah Moskee – Abdelhamid Taheri – haalt deze truc op diverse fronten tegelijk uit. Nee, hij had helemaal niet ontkend dat zijn Moskee gefinancierd wordt vanuit dubieuze bronnen in Koeweit. De journalist had hem immers gevraagd of dat geld uit Saoedi-Arabië kwam. En dat had hij ontkend. Slim!

Erop gewezen dat mensen van deze moskee de meest godsliederlijke taal uitslaan tegen willekeurige wie en wat, bijvoorbeeld tegen lustgevoelens van vrouwen, antwoordt Abdelhamid T. al volgt:

“Wij hebben een website met duizenden artikelen en lezingen. Er staan veel dingen op waar we nu niet meer achter staan. Een voorbeeld? Nee, dat heb ik niet zo gauw. Maar vroeger was de toon agressiever, opdringeriger. We zijn bezig die berichten te verwijderen. Daar hebben we iemand voor in dienst genomen.” [VK 30.4]

Kortom: het gaat om informatiepolitiek; wat je ook hebt gezegd of geschreven, het doet er niet toe – gewoon deleten en zogenaamd opnieuw beginnen, met een ‘schone lei’. Op die manier is alle tuig van de richel steeds brandschoon. Beetje zoals de godfather die ten slotte bij de kardinaal biecht. Broer vermoord? God c.q. de Grote Deleter weet raad.

Dat die ellendige Heilige Boeken volledig in tegenspraak zijn met zichzelf doet er niet toe. Daartoe is hermeneutiek uitgevonden – voor filosofen een serieuze bezigheid, voor theologen en gelovigen het middel om alles wat krom is recht te praten. Ook uit mijn vakgebied, de filosofie: Het inzicht dat alle ‘waarheid’, ja zelfs elk ‘feit’ is ‘geconstrueerd’. Intussen is dit in handen van de fanate onnozele het instrument bij uitstek geworden om naar believen nep en echt niet meer te onderscheiden en elke vunzigheid met een verwijzing naar ‘de context’ goed te praten.

Sierksma 30.4.18

TOPINKOMEN EN TOPPRESTATIE

24 mrt

Als normaal mens – en in deze context ben ik in elk geval normaal: die van het alledaagse inkomen – sta ik elke dag weer te kijken van de absurde hoeveelheden geld die mensen verdienen met allerlei bezigheden.

Sommigen van de veelverdieners leveren op hun gebied een topprestatie. Wel te verstaan: op hun gebied. Want binnen mijn beperkte gezichtsveld is de prestatie van een dichter veel meer ‘top’, dan de inderdaad kunstige pirouettes van een topvoetballer. De dichter is echter een armoedzaaier en blijft dit.

Bij de ridicuul grote inkomens van topmanagers van grote concerns is echter nog iets anders aan de hand.

1. De hoogte van hun beloning hangt grotendeels af van de omvang van de waarde op de beurs van het bedrijf dat ze leiden.
2. Hoe groot zo’n bedrijf is, hangt af van fusies en van de hoeveelheid en de soort product die er wordt verkocht.
3. Beslissingen daarover worden inderdaad uiteindelijk genomen door de CEO’s, zoals dat tegenwoordig heet.
4. Hun beslissingen hebben echter een bijzonder hoog spreadsheet-gehalte: de beslissing rolt uit een lange reeks, statistisch bewerkte onderzoeksgegevens.
5. En er is een groot element van gokken.
6. Voor die taak hoef je niet al te slim te zijn. Meestal is de soort economie waarmee de jurist-econoom-ingenieur-CEO is uitgerust een veredeld soort bedrijfseconomie en een vrij globale, en vooral knullige ideologie van ‘de markt’.

Conclusie: De topmanagers hebben met door hun goede research staf goed geïnformeerde beslissingen plus een roulette-branie, die wordt gevat onder de noemer risico-verantwoordelijkheid, hun eigen inkomenshoogte in de hand. Verdienen ze het? Neen. Wel zijn hun beslissingen zeer vaak oorzaak van rampspoed bij de gewone mensen die voor hen het vuile werk opknappen: werken voor de kost.

Sierksma 24.3.18

SCHAAKSPEL – ISLAM, JODENDOM, CHRISTENDOM

28 dec

Toen Pim – u weet wel – de Islam een achterlijke religie noemde, schreef ik een stukje waarin ik zei: Alle religies zijn achterlijk.

Twijfelen is immers lastiger dan geloven, en slechts twijfel en tegenspraak brengen ons verder. Het malle misverstand dat ‘ons westen’ wortelt in de ‘Christelijke normen en waarden’ gaat voorbij aan het feit dat het Christendom weliswaar leefde van vertaling en interpretatie van moeilijke teksten, maar dat dit soort twijfel uitmondde in de Verlichting. Verlichting is de zelfopheffing van het Christendom.

Neem de moedige Anna Moezytsjoek, wereldkampioene snelschaken – een kei. Heeft de moed om enorme prijzengeldbedragen aan haar neus voorbij te laten gaan door te weigeren om in de Saoedische hoofdstad Ryad te gaan spelen. Daar schreven enkele baardapen haar kleding voor en dat vertikt ze. Ze wenst geen alles bedekkende kleding te dragen en wil op straat niet verplicht door een man worden begeleid. Chapeau!

Daarbij komt, dat de religieuzen steeds beweren te geloven, maar het in feite altijd hebben over geloofszekerheden die ook nog eens worden gecertificeerd door hoge paters, imams, rabbijnen en meer van dat moois. Rang is slechts Rang als er Rang op staat – en zo.

Komisch wordt die achterlijkheid, wanneer godsdienst zich gaat bemoeien met het plezier der mensen, ja zelfs met schaken. De Islam beschouwde schaken als een mooie bezigheid (Dat dan weer wel…) Rabbijnen beschouwen alle spelen als zondig, omdat ze mensen tot dieven van andermans goed maken en maar leiden tot gokken. Schaken werd daar dan weer van uitgezonderd, omdat het ‘eerlijk, edel en volmaakt is’. Met dit laatste is elke schaakliefhebber het eens. Hij zal echter ook denken: Waar bemoeien jullie je toch mee!

De Roomse kerk bakte het wel erg bruin. Toen de, overigens zeer zondige kruisvaarders uit het Midden-Oosten huiswaarts keerden – vaak na een decennia durende afwezigheid en het verlaten van hun Dame die ze een stalen gordel omdeden om zedenbederf te voorkomen, terwijl ze zelf ginds hoereerden met andere dames – brachten ze het schaakspel met zich mee. Op miniaturen zie je de Europese Dames het spel spelen met hun teruggekeerde Heren.

Dat had echter nogal wat om het lijf. Eerst verbood de Paus het spel. U weet wel: zondig, en vooral ook door de tegen-gelovigen gespeeld, die Islamieten. De liefhebbers vonden er wat op. Waar in de Perzische versie de Koning (Sjah/schaak) werd bijgestaan door een Grootvizier, een man dus, daar werd deze nu vervangen door een Dame, waarvan de schaakliefhebbers beweerden dat dit een eerbetoon was aan de Maagd Maria. Krachtigste stuk op het bord, toch! Het werd goedgekeurd.

De gebruikt truc was van logomagisch aard, zoals alles in de godsdiensten – een groots voorbeeld van woordgoochelarij. In het Perzische heette die grootvizier firzān, dat via de Roman de la Rose werd verbasterd tot fierce wat erg lijkt op vierge oftewel maagd. En zwanger is ze!

God, geve dat uw gelovigen van allerlei kunne inzien dat hun ideeën niets meer zijn dan geloof en dat de kans dat u bestaat en dat alle verhaaltjes die op u betrekking hebben een lage waarschijnlijkheidswaarde bezitten, dat ze doorkrijgen dat het geloof is en geen weten.

God, laat uw kinderkens allemaal leren schaken. Dit is een ontnuchterend spel dat weinig smoesjes toestaat en vooral vraagt om doordachte aandacht.

Sierksma 28.12.17