Tag Archives: Ahantasia

DE GEHEUGENLOZE

11 jul

Toen Nabokov de titel vond voor zijn boek met de verzamelde verhalen over zijn jeugd in Rusland en Europa – Speak, Memory… – wist hij dat hij zijn herinneringsvermogens niet tevergeefs aansprak. De schrijver had een enorm geheugen om in te delven, en wellicht was het voor hem zelfs niet nodig om echt ‘te delven’: het lijkt wel alsof zijn geheugen voortdurend tot hem spreekt, helemaal uit zichzelf, de informant van zijn schrifturen. Elke grote schrijver heeft zo’n goed werkend geheugen nodig, een machine die hij rustig zijn gang kan laten gaan, of die hij misschien een handje kan helpen met een extra glas wijn. En, hopla, daar springt alles wat nodig is eruit.

Direct in het begin van Lolita, een van zijn meesterwerken, besteedt Nabokov aandacht aan waartoe het geheugen zijns inziens in staat is – een nuttige overweging, omdat de gefingeerde ‘auteur’ in zijn boek ruimschoots gebruik gaat maken van diens overvloedige erotische, kleurrijke herinneringen.

Er bestaan twee soorten visuele herinnering: de ene, wanneer je in het laboratorium van je geest deskundig een beeld recreëert, dit met geopende ogen (…); en de andere soort wanneer je, met gesloten ogen, op de donkere binnenkant van je oogleden, onmiddellijk de objectieve, volstrekt optische kopie oproept van een bemind gelaat, een kleine geestverschijning in natuurlijke kleuren (…)

Zo hebben trouwens veel van mijn kennissen altijd al de werking van hun visuele geheugen aan me voorgesteld – eigenlijk al mijn kennissen, eenvoudig omdat ik ze mijn hele leven heb lastiggevallen met vragen en klachten over het geheugen. En waarom? Omdat ik geen geheugen heb; of, om het nauwkeuriger te formuleren: geen geheugen zoals hierboven beschreven. Voor zover ik een beetje geheugen heb, is het strikt formeel, een soort ‘pattern recognition’ – en inderdaad bedonderd.

Om mijn verhaal Nabokoviaans te houden – en we weten dat de man een onstuitbare minnaar van het schaakspel was – hoef ik slechts over mijn verleden als would-be wereldkampioen schaken te verhalen. De kapsones! Anderzijds: welk jong kind heeft geen grootse verwachtingen en een nog grootser streven… Let op, Lezer – dit wordt een hartverscheurende kroniek.

Nadat mijn vader me het spel had geleerd, en toen ik begon met het spelen tegen mijn gymnasium klasgenoten en bleek dat ik van ze kon winnen, nam ik het besluit om een serieus schaakspeler te worden, tevens de beste speler in de toekomst. Om een strenge speller te worden, is noeste studie nodig – eerst de openingen, daarna alle strategische overwegingen. Max Euwe, werd mijn leraar, de Nederlandse oud-wereldkampioen – om te beginnen met zijn lessen over de saaiste van alle openingen, het Vierpaardenspel. Moeizaam neem je de diverse varianten door. Toen ik besloot dat het re: Vierpaardenspel wel genoeg was, stapte ik over op de Siciliaanse verdediging. Er gebeurde iets afschuwelijks, iets dat de rest van mijn leven radicaal zou verknoeien. Op dat moment had ik er geen flauw vermoeden van wat er met mij gebeurde, wat zich in mij voltrok.

Direct na het begin van de bestudering van die tweede opening, de ‘Siciliaan’, bleek de hele bestudering van opening no’1 te zijn verdampt! Er was niets van over… Ik kon op geen enkele manier enige ‘kennis’ daarvan terughalen, tenzij ik het openingenboek opnieuw opsloeg; het was kortom helemaal geen ‘kennis’. Op exact dezelfde manier heb ik strijd moeten leveren met al mijn studies, dit voor de rest van mijn leven: op het gymnasium; op de universiteit; later, als een docent die zijn colleges voorbereidt; daarna tijdens het schrijven van het proefschrift; nooit iets paraat in het hoofd, altijd uitgerust met stapels nauwkeurige aantekeningen om die te kunnen raadplegen; vergeten hetgeen ik precies in hoofdstuk 1 van het proefschrift had opgeschreven, op het moment dat ik met hoofdstuk 3 begon…

Lieve Lezer, probeert u zich eens voor te stellen hoe uw schrijver een klein essay als dit voorbereidt en het dan schrijft… Alles moet opgezocht worden in boeken die ik al lang heb doorgenomen, maar volledig ben vergeten. Speak, Memory – please speak! Ik werd trouwens nooit wereldkampioen, maar wel een bedonderd slechte schaakspeler.

Terug naar Nabokov’s citaat uit Lolita. Al heel vroeg in mijn leven, knokkend met dat godsgruwelijk slechte geheugen, anderen lastigvallend met mijn klagen en vragen, ontdekte ik iets zeer merkwaardigs, iets raars. Na die ontdekking beschouwde ik mezelf decennialang als volstrekt uniek – iets wat natuurlijk iedereen is, zij het ook niet; hoedt u voor hybris. Zoals dit wordt beschreven door Nabokov als het tweede soort geheugen, ontdekte ik dat iedereen die ik kende probleemloos in staat is om zich iets instant ‘voor de geest te halen’, of het nu een sinaasappel of een ei is. Noem het woord ‘sinaasappel’ of het woord ‘ei’, en iedereen krijgt met de ogen dicht het ding geprojecteerd op het schermpje aan de binnenkant van het ooglid.

.

.

Zelf heb ik daarop nog nooit iets gezien… U zult het al hebben vermoed, maar op die duistere binnenkant van zijn ooglid zag de door Nabokov verzonnen ‘auteur’ van Lolita – in al haar erotische glorie…

.

.

Zoiets zag ik nog nooit – geen sinaasappel, evenmin de wellustige vormen van een oude minnares. Mijn ‘donkere binnenkant van de oogleden’ – die ik liever grijzig zou willen noemen – blijven altijd grijs, altijd.

.

.

Dromen doe ik trouwens ook al niet – of bij hoogste uitzondering, maar dan herinner ik me achteraf niks. Zou dit de reden, de oorzaak kunnen zijn waarom ik zo gulzig al wat me omgeeft observeer en beleef – die realiteit hier en nu, met een gretige graai naar de details, voortdurend in verwondering over het Schone en het Sublieme zoals het daar is? Als ik het nu niet grijp, zal het verdwenen zijn; oog in oog staan met een schilderij in een museum betekent een eens-in-mijn-leven-ervaring…

Hoe stomverbaasd was ik dus, toen ik louter toevallig nog geen jaar geleden op een pagina op het web stuitte, waarop nota bene deze aandoening wordt genoemd en zelfs benoemd: Aphantasia. De naam van de schrijver ben ik vergeten. Wat ik me wel herinner is dat slechts 2% van de wereldbevolking hieraan schijnt te lijden. Ook noteerde ik deze regel: Wat nog erger is, ik kan ook de beschrijvende taal in een gedicht of een roman niet visualiseren.

Opeens werden me dingen duidelijk, net als toen ik tien jaar geleden voor het eerste iets over dyslexie las, alweer een aandoening waar ik mee ben opgezadeld… Niet alleen werd me nu duidelijk waar die bijkans obsessieve liefde voor ekfrastische poëzie vandaan komt – gedichten die direct verwijzen naar beelden; dat dyslexie direct gekoppeld is aan een slechts talig geheugen, en dat aphantasia is verbonden met het zich niet kunnen voorstellen van wat men ziet, suggereert dat beide nauw samenhangen – en dat die feiten ook zouden kunnen kloppen voor gelezen tekst en woorden. Ook lijkt nu te worden opgehelderd, hetgeen ik al decennialang ironisch ‘mijn Alzheimer Light’ pleeg te noemen: het feit dat, wanneer ik iets niet zie, het ook niet meer voor me bestaat – en dus instant wordt vergeten. Het zal mijn Lezer niet meer verbazen dat ik levenslang gefascineerd ben geweest door Berkeley’s these Esse est percipi – ‘Zijn is gezien worden’.

Welzeker, Lezer, de tijd is gekomen dat u medelijden voor me gevoelt, dat u compassie heeft met het rampzalige, vaak ondragelijke leven dat ik heb gevoerd. Vergeet vooral niet, bij het opzeggen van uw profane gebeden voor deze man, dat hij ook nog eens zo dom was om filosofie te gaan studeren, en daarna zo stom om dit vak tot het terrein van zijn universitaire loopbaan te maken…

Hoe ben ik er überhaupt in geslaagd om dit alles te overleven? Nauwelijks. Wat een mazzel, dat ik aan het eind van mijn leven plezier mag hebben in het schrijven van een gedicht en dat ik ervan houd om, hoe traag ook, nauwgezet mijn kleine essays voor te bereiden om ze daarna te gaan schrijven. Er is ook nog een enorm voordeel verbonden aan mijn conditie: mijn organisme vormt een uitdaging voor de fundamentele wet van het Pragmatisme, ze negeert John Dewey’s basisthese dat tenslotte alles maar dan ook alles gaat vervelen – en vaak al zeer snel. In mijn geval is elke keer dat ik de blik weer op een van mijn schilderijen werp, of opnieuw luister naar een prachtige compositie die ik al x maal eerder beluisterde, alles geheel als nieuw. Ik word voor immer verrast.

.

Sierksma, Montmorillon 10.7/2022