Tag Archives: Aleid Truijens

LEESVAARDIGHEID EN RANCUNE

25 mrt

De Stichting Lezen en Schrijven constateert dat de ‘laaggeletterdheid’ onder jongeren tussen 12 en 18 jaar intussen op 18% ligt. Dat is een eng onderzoeksresultaat, ook als sommige instanties hierop afdingen door bijvoorbeeld te verwijzen naar onderzoek van PISA waarbij blijkt dat ‘de toename van 4% laaggeletterden onder 15-jarigen statistisch niet significant is’.

 

Met dit sussen wordt bedoeld dat het misschien net zo bedonderd gesteld is met dat lezen als 6 jaar geleden. Want het is er bedonderd mee gesteld.

 

Aleid Truijens [VK 25.3.17] merkt terecht op dat het niet adequaat kunnen volgen van e-mails van werkgevers en overheid, het slechts snuiven aan info op sociale media en het mijden van gewone kranten ‘het leven grotendeels buiten iemands blikveld doet belanden’. Ze brengt dit in verband met een gevoel ‘tweederangs te zijn’ en met toenemende ‘argwaan, goedgelovigheid, wrok en agressie’.

 

Kortom talige (zelf)uitsluiting versterkt sociale uitsluiting die op haar beurt rancuneuze politiek in de hand werkt.

 

In dezelfde krant wordt onderzoek gemeld waaruit blijkt dat de nieuwe regeringspartijen vooral door ‘hoger opgeleiden’ wordt gesteund, de toekomstige oppositie vooral door ’lager opgeleiden’.

 

Nu maakte ik bij dit soort resultaten al vaker de kanttekening dat ‘hoger opgeleid’ tegenwoordig vaak betekent langer opgeleid. De term hoger suggereert echter dat die hoger opgeleiden ook verstandiger zijn geworden. Dat is de vraag. HBO-opgeleiden zijn vooral volleerd in een beroep – een bubbel van toegespitste kennis en vaardigheden. Een breed blikveld wordt er niet verschaft.

 

Hoger opgeleid betekent vooral beter geschoold denken zonder dat er wordt geleerd om na te denken. Nadenken is het overwegen van alternatieven buiten het eigen vooroordeel om en niet te vergeten: op langere termijn vooruit zien.

 

Inderdaad zijn leesvaardigheid en vervolgens kritisch en creatief kunnen lezen cruciaal voor het leren nadenken. Vooral de Nederlandse scholen schieten hier tekort. Het aanleren van rekenvaardigheden heet hier onmiddellijk ‘stampen’; het verplicht voorlezen en lezen gedurende anderhalf uur per dag (voorstel Truijens) noemt men al snel saai en ‘een manier van leren die niet bij de individuele leerling aansluit’.

 

Maurice de Hond is nu verwijderd van zijn eigen Steve Job of iPad-Scholen. Het zou gaan om gebrek aan organisatievermogen en om te hoge kosten voor ‘ziek personeel en iPads’. ‘De onderwijskwaliteit staat vooralsnog niet ter discussie’ schrijft de krant.

 

Die staat bij mij wel ter discussie!

 

De onnozele nadruk op elk kind dat héeeel bijzonder is en dus zijn eigen spoor dient te trekken op het moment dat het uit de wieg komt, is een van de ernstigste uitwassen van de sixties. Vooral Nederland gaat hierin heel ver. Vandaar De Honds iPad-scholen. Maar het aantal ‘onderwijsexperimenten’ hier is legio. Minister DeVos van onderwijs in de VS is er ook een groot voorstander van: elke mening zijn eigen soort onderwijs, elk kindje een geheel bij hem of haar passende scholing.

 

Ouderwets zal ik wel zijn. Maar iemand dient na zes jaar op school te hebben gezeten goed te kunnen lezen en goed te kunnen [hoofd]rekenen. Het kleine aantal dat dit niet kan omdat hun bij de geboorte niet voldoende hersens zijn meegegeven, dient inderdaad ‘eigen’ onderwijs te krijgen. Maar daarover gaat dit stuk niet en daarop slaan de cijfers van bovengenoemde onderzoeken niet.

 

Sierksma 25.3.17

LEERPLEK OF WERKPLAATS

11 jan

Naar aanleiding van de ‘werkervaringsplaats’ – zo’n gruwzaam neologisme uit de buropraat – schrijft Aleid Truijens dat een leerplek niet (volkomen) identiek mag zijn met het later te verrichten werk [VK 9.1.16]

 

En gelijk heeft ze. In de afgelopen decennia is de betekenis van een diploma afgenomen. We zitten nog niet in Amerika waar je aangenomen wordt als je iets klaarblijkelijk kunt, ook als je geen papiertje hebt. Maar het volgen van een stage of het werken op een echte arbeidsplek is steeds meer een aanbeveling voor het later krijgen van werk.

 

Het risico bestaat dat de werkgever misbruik maakt van zijn WEP’ers – jawel, buropraat en alfabetsoep horen bij elkaar. Maar dit noemt Truijens een vorm van ‘uitlokking’. “Die zouden wel gek zijn als ze de kans op gratis hoogopgeleide krachten lieten lopen.” Daar zit wat in.

 

Het belangrijkste bezwaar tegen de gelijkschakeling van feitelijke werkplek en opleiding gaat echter veel verder – het raakt het hoger onderwijs waar ‘flexibele werkplekken’ hoog scoren . Niet al te lang geleden werd de Faculty of Architecture (jawel, in het Engels) zodanig geherhuisvest dat het hele gebouw eruit zag als een uitvergrote ontwerpzaal van een architectenbureau. Ook werd het onderwijs zodanig veranderd dat studie en toekomstige arbeid als het ware het zelfde werden.

 

Dit is een ernstige misvatting waartegen collega Kooijman en ondergetekende in het geweer kwamen. Bronnen vindt de lezer aan het slot van dit stukje.

 

De kortsluiting van studie, studiebeoordeling en feitelijke ‘arbeid’ gaat voorbij aan zowel de variatie in elke opleiding (kennisoverdracht, seminardiscussie, vakuitoefening), als aan de verschillende ruimtelijke eisen die onderwijs en praktijkuitvoering stellen.

 

MVRDV-Richard-Hutten-Lensvelt-Custom-Workbenches-Delft-University-of-Technology-The-Why-Factory-3

 

In het nieuwe Bouwkunde in Delft ontbreken collegezalen en seminarzaaltje – docenten en studenten zitten in verschillende groepjes in dezelfde ruimte en kletsen al ontwerpend of discussierend door elkaar heen.

 

Onderwijsruimten, stageplekken en werkruimten kennen hun specifieke verschillen.

 

Kooijman, DC & Sierksma, RJ (2009). Flexible Workspace. Pantheon, 13 (6), 16-17.
Kooijman, DC & Sierksma, RJ (2010). Flex en vlijt: case study van een universitair panopticum. Filosofie In Bedrijf, 19, 32-53.
Kooijman, DC & Sierksma, RJ (2009). Flexible workspace and authoritarian surveillance: the case of the TU Delft faculty of architecture. Boss Magazine, 44-49.
Bezoek ook mijn andere blog: sierksmatwee.wordpress.com

EUTHANASIE, DEMENTIE, LAATSTE WIL

8 jan

Autonome wilsbepaling is de grondslag van het nastreven van euthanasie, aldus Peter van Rijn, gepensioneerd huisarts [VK 5.1.16]

“Het zelfbeschikkingsrecht van patiënten kent zijn grenzen.” Bij serieuze dementie is er geen sprake meer van een ‘autonome wilsbeslissing’. “Op dat moment kan een persoon niet meer over zichzelf beslissen.”

 

Probleem is vanzelfsprekend de notie van ‘op dat moment’. Wat, indien de betrokkene vooraf een wilsbeschikking heeft gemaakt, zoals ik dat deed – met de handtekeningen van vrouw en arts erop?

Deze ligt in de kluis van de huisarts.

 

Daarin leg ik mijn ‘wil’ vast: niet meer verder te willen leven indien bepaalde aandoeningen me zouden overvallen, waaronder dementie in een nader omschreven staat. Zo wens ik dus ook over mijn eigen verstandsverbijstering heen te regeren. Overigens: in dit geval vooral ter bescherming van mijn naasten, die ik mezelf als vol-dement persoon niet toewens.

 

Volgens Van Rijn kan dat niet en ik vrees dat de ‘euthanasiepraktijk’ dit ook zo gaat zien. “De actuele wens is als het ware ‘verdampt’.”

 

Het mag niet verbazen dat ik weer op zoek ben naar een middel ter beëindiging van mijn leven, op het moment dat ik nattigheid ga voelen. En er zijn natuurlijk ook andere defecten waar ik niet verder mee wil leven.

 

Staat en artsen brengen mensen zoals ik weer terug bij af.

Zie ook Sierksma’s Sequences over euthanasie: het stuk THE SHOOTIST

 

PS 16.1.16

Beter had ik kunnen zeggen: Sommige onderdelen van de staat brengen mensen zoals weer terug bij af. Te denken valt aan de politie die destijds de euthanasiearts in het Noorden des lands als het ware van zijn bed lichtte.

 

In de ‘nieuwe handreiking voor artsen’ van de Ministeries V en VJ staat nu dat euthanasie mogelijk moet zijn wanneer iemand van te voren heeft aangegeven dit in geval van ernstige dementie te willen. Peter van Rijn is hier, zoals boven aangegeven, tegen. Aleid Truijens in de krant van vandaag idem. Truijens bakt het echter bruin. Zij schrijft: “Niemand kan weten wat z’n toekomstig zelf straks wil.”

 

Ik hield haar voor intelligent, kon me vaak vinden in haar columns over onderwijs. Maar dit is kletskoek. Het gebundelde onderzoek naar dementie maakt een ding duidelijk: bij ver gevorderde euthanasie is van iemands ‘zelf’ niks meer over. Hij is verworden tot een repeterende breuk. Indien iemands nog adequaat functionerende ‘zelf’ dit van te voren al niet als conditie voor ‘zichzelf’ wenst, dient dat gerespecteerd te worden middels een uit te voeren euthanasie.  

 

Ter zijde – mijn overwegingen om mijn bestaan niet meer gerekt te willen hebben nadat serieuze dementie heeft toegeslagen zijn deze: 1. Het is een mensonwaardige toestand; 2. Ik wens zelfs mijn dierbaren in die toestand niet tot last te zijn. Iemand, niet compos mentis, is geen goed medemens meer.

 

PS 20/1/16

Met de laatste zin hierboven anticipeerde ik blijkbaar de duit die de Christenunie nu in het euthanasiezakje doet. Het betreft een stuk in de Volkskrant van 20.1.16, van de hand van Dik-Faber [CU] en Bruntink van het ‘vakblad Pallium’ [wat voor ‘vak’ blijft onvermeld].

‘Euthanasie bij dementie. Dat wringt’. Het wringt slechts voor wie krom denkt, en zoals gewoonlijk denken christenen bij het piekeren over ethische kwesties krom. Wat is het probleem van deze twee: ‘Hoe voorkom je dat het ongemak in de samenleving leidend wordt bij euthanasie’.  NB zonder vraagteken. Het klinkt als een instructie van hoger hand.

In de eerste plaats gaat het mij en mijn soortgenoten niet om ‘ongemak in de samenleving’. Ik zou niet eens weten wat dit precies is. Het gaat me om de vraag of ik al dan niet een ‘goed medemens’ voor mijn naasten ben. Ben ik van mening dat ik dit – eenmaal dement geworden en non compos mentis  – niet meer ben, dan leg ik dit vast in een verklaring die ik aan de naasten en aan mijn arts geef,  waarvan ik mag hopen dat die naasten en mijn arts deze nu in de letterlijke zin ‘laatste wil’ zullen honoreren.

Dat heeft dus niets te doen met hetgeen de Christenunie en het Vakblad aan de orde stellen: ‘Druk vanuit de familie om de laatste wil van vader of moeder in te willigen’. Met die arts en met die naasten is er immers bij vol bewustzijn over gepraat en zij hebben ingestemd met die wens.

Bezoek ook mijn andere blog: sierksmatwee.wordpress.com

 

 

ONDERWIJS ANGELSAKSISCH

31 mrt

Aleid Truijens – met wie ik het vaak eens ben, me dunkt omdat ze weet waar ze het over heeft en omdat ze helder schrijft – becommentarieerde het voorstel voor onderwijs op maat dat nu circuleert. [VK 30.3.15]

Ze geeft aan dat dit onderwijs op maat er al is. Ook, dat de term niet koosjer is. Die suggereert namelijk dat intelligentie plus wat er uitkomt ‘van god gegeven is’ en zo de bijdrage van slecht/goed onderwijs negeert. Daarin heeft ze gelijk. Heer, laat er weer een onderwijsstelsel komen waarin onderwijs gegeven wordt door goede leerkrachten en deze leerkrachten grotendeels zelf de club besturen waartoe ze behoren!

In het stuk staat echter ook een rare opmerking. “Ik ben bang dat we, behalve de voordelen, ook de nadelen van het Angelsaksisch systeem gaan importeren: enorme verschillen in niveau tussen opleidingen.”

Juist het Angelsaksisch systeem kent onderwijs op maat en beoordelingsmaatstaven ‘op maat’. Je kunt er bv. A- en O-levels halen, naast elkaar.

Dat er daardoor universiteiten ontstaan die ‘van een hoog niveau’ zijn, vergeleken bij minder goede instellingen is niet waar. Veeleer hebben wij allemaal universiteiten van zogenaamd ‘hetzelfde niveau’ omdat dit politiek zo is besloten. En ze zijn niet eens van hetzelfde niveau – in de ene universiteit is de ene faculteit een stuk beter dan in de andere.

Helaas komen niet alle beste studenten terecht op die beste faculteit in hun vak… Daarvoor zorgt het Amerikaanse, en in mindere mate het Britse systeem nu juist wel. Getrapt komt de student daar via enkele instellingen terecht bij de universiteit waar zijn intellect en motivatie thuis horen.

Een goed, ruim bemeten en van het niveau van de student afhankelijk beurssysteem zou ervoor moeten zorgen dat afkomst geheel irrelevant wordt. En behalve de eis van een bepaald niveau op bepaalde of juist op alle vakgebieden, is een adequaat toelatingsexamen bij geen van de instellingen overbodig.

Let wel – dit schrijft iemand die in zijn jonge, rode jaren vond dat iedereen met een VWO diploma overal alles moest kunnen studeren. Hij is nog steeds rood, maar intussen ook wetenschappelijk geschoold – dus weet hij, via onderzoek en uit ervaring, dat die utopie niet functioneert. Vandaar.

Bevalt u dit blog, stuur het aan vrienden en kennissen

Bezoek ook mijn andere blog met ‘lyrische tekstjes’:
sierksmatwee.wordpress.com

IDENTITEIT IN DE BRANDING

6 dec

Waarom vallen al die merkzaken om? – vraagt de Volkskrant [6.12.14] deze ochtend. Halfords, Siebels, Schoenenreus en Mexx – hele ketens die failliet zijn .

Antwoord, althans volgens ‘retaildeskundige’ Cor molenaar: “Mensen betalen alleen nog voor iets waaraan ze hun identiteit ontlenen.”

Niet alleen krijg ik jeuk van woorden als ‘retaildeskundige’, maar zo’n opmerking van Cor is natuurlijk behalve intriest, ook nog eens intens grappig.

Het grappige: Dat door het artikel nu wordt gesuggereerd, dat je aan iets gekocht bij Halfords ‘je identiteit kunt ontlenen’. Ik en mijn fietsbel – welzeker, van Halfords!

download

Het trieste: Dat een ‘retaildeskundige’ – toch het vak van de toekomst, lijkt me – het vanzelfsprekend vindt dat iemands ‘identiteit’ aan spullen wordt ontleend.

Inderdaad – de postmoderniteit wordt gekenmerkt door slijtage van wat ooit een stabiel karakter was, een ‘persoonlijkheid’. Precies dat verschafte iemand identiteit – een identiteit, die wellicht kon worden geuit, dan wel herbevestigd door uiterlijkheden. Maar destijds – in de moderniteit – waren het niet de spullen die deze identiteit produceerden.

Terecht ergert Aleid Truijens zich in dezelfde krant aan ‘het dagelijkse kringgesprek op school waar kinderen eindeloos mogen dooremmeren over hun verdrietjes, waardoor er weinig tijd over blijft om te leren’. Die kringkul werd ingevoerd om hun persoonlijkheidjes te vormen – zeg maar de identiteitjes.

En eveneens met recht stelt Aleid vast: “Wie ontdekt dat hij een ingewikkeld probleem kan oplossen, lekker eten kan koken of anderen aan het lachen kan maken, krijgt eigenwaarde.”

Eigenwaarde, dat was inderdaad ooit echte identiteit. Het zal voor velen zeker ook nu nog zo functioneren. Maar de postmoderniteit wordt meer en meer gekenmerkt door mensen die een stabiel ik ontberen, bijgevolg narcistisch functioneren en dus – zeker wel – hun fake identiteit ontlenen aan spullen.

Aleid Truijens gelooft er nog in – ik niet meer. Cor Molenaar, de retaildeskundige, gelooft nergens meer in. Of toch: Hij gelooft in juiste manieren van branding – aan het tactisch ‘in de markt zetten’ van spullen die iemand even zichzelf doen zijn… Heel even.

Er zijn psychiaters die vrouwen proberen te genezen van wat ik ooit shoppisme doopte, de postmoderne versie van consumerism: Ze kopen voortdurend nieuwe paren schoenen die thuis niet eens meer de zak en de doos verlaten – ze worden gestald in een apart kamertje met daarin alleen maar onuitgepakte zakken met daarin dozen onuitgepakte nieuwe schoenen.

Bevalt u dit blog, stuur het door aan vrienden en kennissen
Bekijk ook mijn andere blog: sierksmatwee.woordpress.com

STEENKOLEN, ENGELS EN HOLLANDERS

15 nov

Hollanders gaan er al heel lang prat op ‘dat ze hun talen zo goed spreken’. Dat valt mee – hun Engels is door de bank genomen steenkolenengels, net als hun Nederlands vaak steenkolennederlands is. Luister eens naar straatinterviews op het NOS-journaal.

Jaren geleden bepleitte ik in mijn faculteit de overstap van Nederlands naar Engels als voertaal in het onderwijs. Ik stelde een ‘Moduul 0’ voor, te beginnen in juli en, voorafgaande aan het eerste studiejaar, twee maanden te geven aan alle eerstejaars. Serieus Engels leren aan de hand van moderne schrijvers en oude dichters. Verzen van Byron zijn so wie so nooit weg.

Zover is het nooit gekomen. Zo’n moduul, voorafgaand aan het reguliere vakonderwijs heette ‘veel te duur’ en ‘de studenten die met hun studie beginnen, hebben in de zomer wel wat anders te doen’ – zuipen, versieren, ontgroenen, vakantie vieren et cetera. Overigens worden ze bij dat ontgroenen meestal niet ontdaan van alle puberkuren die ze tot op late leeftijd nog steeds hebben.

Hierbij verwees ik dan naar de Amerikaanse studiegewoonten. Wanneer we hun onderwijssysteem overnemen [wat we al deden] is het nuttig ook de discipline van de studenten aldaar als toonbeeld te nemen. Van maandagochtend vroeg tot vrijdagavond laat wordt er daar hard doorgestudeerd. Bestudeert u eens de statistieken van de tijdsbesteding van Nederlandse studenten… Dat ‘Moduul 0’ had ze behalve Engels, ook wat studiediscipline kunnen bijbrengen.

Nu is er een viertal docenten aan de UVA die juist het geven van onderwijs in het Nederlands bepleiten – vooral in de ‘humaniora’. En volgens Aleid Truijens zijn hun argumenten niet mis [VK 15.11.14] Het gestuntel in een vreemde taal hindert tenslotte ook het zowel vlekkeloos als genuanceerd gebruiken van de eigen taal.

Dit klopt, denk ik. Daarom herzie ik mijn voorstel: Onderwijs in het Nederlands, maar met behoud van mijn Moduul O, waarin vaardigheid in spreken en lezen in wereldtaal no. 1 wordt bijgebracht. Want een feit blijft het, dat 9 van de 10 teksten in de wetenschappen intussen in het Engels gesteld zijn – hoe gebrekkig dat Engels ook mag zijn. En 10 van de 10 conferenties hebben Engels als voertaal.

Bevalt u dit blog, zend het verder aan bekenden via uw email, twitter of facebook.

DENKEN EN TAAL

9 dec

Aleid Truijens schrijft – alweer – een goed artikel over het onderwijs in Nederland. Ze reageert in dit geval zowel op de PISA-toets als op de scores van Nederland op de wiskundeolympiade. [VK 9.12]

Op de olympiade ‘versloegen’ we de Finnen. Dat land werd ons kortelings nou juist net ten voorbeeld gesteld om het eigen onderwijs te verbeteren. Met de PISA-toets scoren we immers steeds slechter, juist voor wat betreft de bètavakken. Ra, ra…

Truijens legt de vinger op de zere plek. Wiskunde is niet alleen wiskunde, het is vooral ook taal. Een vraagstuk wordt pas aan het eind van een analyse gereduceerd tot een som. Daarvoor moet die som uit een in taal gestelde opgaaf worden gedestilleerd. ‘Slecht in taal’ staat dus gelijk aan ‘slecht in natuurkunde’.

Maar Truijens gaat een stapje verder. Ze schrijft: “Rekenen is ook taal. Geschiedenis is taal, aardrijkskunde is taal. Denken is taal.”

Dat laatste valt te bezien. Me dunkt, dit probleem is talig. Ook een wiskundige die in zijn bovenkamer complexe sommen doorrekent ‘denkt’ wel degelijk, en niet zo’n beetje ook. Denken kun je doen op verschillende manieren.

Wel lijkt me de volgende stelling te verdedigen: Nadenken is taal, c.q. talig. Dat hield ik mijn studenten esthetica steeds voor, wanneer ze een onvoldoende scoorden op een toets, omdat ze niet in staat waren hun ‘antwoord’ op een vraag goed onder woorden te brengen.

“Ja, maar, – zeiden die dan vaak – Ja, maar, ik heb het best wel begrepen, ik heb er goed over nagedacht.” Waarop ik mijn antwoord gaf: Wie goed na heeft gedacht, kan het dus goed onder woorden brengen.

Truijens hoofdstelling blijft natuurlijk de belangrijkste. Zonder grondig talenonderricht dreigt de leerling te struikelen in de andere vakken.

Ze voegt terloops nog een andere juiste stelling toe. Wanneer onze minister Bussemaker 4 miljoen “in het talenonderwijs pompt” omdat er een gebrek aan leraren Engels, Duits en Frans dreigt te ontstaan, zal dit weinig zoden aan de dijk zetten. De ‘autonome’ leerling schrapt immers die talen uit zijn ‘pakket’ zodra ons malle schoolsysteem hem de mogelijkheid daartoe biedt.

Dus: Een omvangrijker lespakket. En waarom niet: Een wat gedisciplineerder schoolopzet, al dan niet met computers als hulpmiddel.

9.12.13

PS wiskunde is geen taal, het is een notatiesysteem met strakke regels voor de behandeling van de tekens; het heeft geen grammatica en geen semantiek – ergo: twijfel en interpretatie zijn er niet. In een taal beinvloeden de omgevende woorden de betekenis van een woord.