Tag Archives: Als de Dood

MIJN TEGENSPRAAK

30 mrt

.

Alleen de puritein droomt ervan een gaaf geheel te zijn – zonder stiksels. Zelfs de filosoof, geschoold en al in logica en diepe gedachten, staat stijf van tegenstellingen en tegenspraak. Nooit zullen we een oplossing voor de puzzel vinden – een uitweg uit het existentiële labyrint.

Het is alweer lang geleden dat ik me vond in een aantal Zen ‘voorschriften’, of liever: in de levenssuggesties waarvan ik dacht dat ze behulpzaam konden zijn bij het enigszins organiseren van een onaffe wereld en van een onaf Zelf. Nooit echter voelde ik ook maar een minieme behoefte om Het Pad te vinden – dat is immers ook een teken van je reinste puritanisme, iets voor echte gelovigen; ik bewandel liever oneffen paden…

Maar bijvoorbeeld slechts zevenmaal diep ademhalen om dan onmiddellijk een vitale beslissing te nemen, één van die Zen gewoonten – ik deed het. Zo kocht ik twee jaar geleden een enorm huis aan de rivier De Gartempe, na het slechts voor enkele seconden te hebben bewonderd. Merkwaardigerwijs duurde het een filosofenleven lang voor ik er definitief achter kwam dat zoiets als de ‘vrije wil’ een illusie van de menselijke soort is. Jarenlang volgde ik als amateur de flitsvlugge ontwikkelingen van het hersenonderzoek. De nieuwste apparatuur toont aan dat in de hersens al een ‘beslissing’ is genomen vóór zoiets als een ‘besluit’ ons bewustzijn bereikt. Waarom met zo’n zogenaamd besluit dan nog langer wachten dan na zevenmaal diep ademhalen…?

Een andere Zenformule beschouwt het als wijsheid wanneer je elk moment leeft alsof je al dood bent. Me dunkt, de moeite waard, zij het niet elk moment, omdat dan nogal wat plezier in het leven verpest zou worden, van erotische highs tot en met de sublieme gevoelens bij het zien van schoonheid in kunst en natuur. Ook Zen met mate!

Mijn pogingen om dagelijks te leven volgens het Romeinse motto sine ira et studio, met een nuchtere kijk op de dingen zonder me op te winden en zonder vooroordelen, heeft veel weg van Zen. Geen morbide Sein zum Tode; ook geen frivool carpe diem, dat het leven niet serieus genoeg neemt. In plaats daarvan, een geamuseerd waarnemen van het eigen Zelf, bezig zich via onvoorspelbare sporen door de wisselvallige existentie te wurmen, zich er welbewust van een beetje belachelijk te zijn, soms zelfs absurd, en wellicht zo nu en dan ook grappig.

Het gaat er om nooit bang te zijn voor ‘de dood’, omdat het nu eenmaal onderdeel van alledag is; niet hopen op een Eeuwige Vrede die er toch nooit komt… Zich voorbereiden op de dood, leven alsof men al dood is, eigenlijk zich veeleer voorbereiden op het sterven – een teken van realisme. Feitelijk zijn mensen minder bang voor hun dood, dan voor de vele onappetijtelijke wijzen van doodgaan.

Toen, vrij laat in mijn filosofische carrière – als dat al de naam is voor mijn nogal willekeurige lezen van veel schitterede boeken – stuitte ik ergens in het volumineuze oeuvre van Niklas Luhmann op cruciale een passage – vergeef deze aftandse oude man dat hij niet naar de verwijzing gaat zoeken. Volgens Luhmann is het menselijke zelfbewustzijn niet instaat zich het eigen niet-zijn, de ‘dood’ van dat zelfbewustzijn in te beelden. We kunnen ons iemand anders’ dood voorstellen; we kunnen de reactie van anderen op onze dood voorstellen; we kunnen ons het eigen lichaam als dood voorstellen; we kunnen ons zelfs voorstellen dat er een moment komt waarop wat we nu als genoegen ervaren niet meer bestaat… Maar onze ‘geest’, ons zelfbewustzijn kan zichzelf slechts als actief bewustzijn voorstellen en ervaren – niet als niet-meer-bewustzijn. Luhmann heeft gelijk: zelfbewustzijn ís of het is niet; het kan niet het bewustzijn zijn van een niet-meer-bewustzijn. Zelfbewustzijn is radicaal tegenwoordig, bestaat volstrekt in de tegenwoordige tijd. Wie slaap is niet zelfbewust.

In hetzelfde schuitje: ik ben weer eens een enorme persoonlijke contradictie, zo niet mijn essentiële contradictoire Zelf. Wil ik Zens adagium echter nog steeds serieus nemen, dan is het in elk geval zaak om een poging te doen om deze tegenspraak in het bewustzijn zelfbewust te leven.

Misschien ben ik me, stiekem als het ware, al veel langer bewust geweest van bovenstaande pragmatische paradox: elk moment te willen leven alsof men al dood is en de filosofische zekerheid dat dit onmogelijk is – dit, door stomweg deze Gordiaans knoop door te hakken.

Twee van mijn meest geliefde en bewonderde stukken muziek werden geschreven door dezelfde componist – Richard Strauss: zijn Metamorphosen en zijn cyclus van de Vier Letzte Lieder. Beluister ik die, dan steeds beide na elkaar – eerste de Metamorphosen, dan de Letzte Lieder. In hun sublieme genieten verdrink ik in de ervaring van het muzikale sterven, met als hoogtepunt de laatste vijf woorden aan het eind van het vierde Lied: Ist dies etwa der Tod? – Is dit het dan, de ‘dood’…?

.

Dass wir uns nicht verirren
In dieser Einsamkeit

O weiter, stiller Friede!
So tief im Abendrot
Wie sind wir wandermüde–
Ist dies etwa der Tod
?

.

Het is de oververmoeidheid van in-leven-te-zijn, te lang, vaak steeds meer alleen, maar ook de repeterende vermoeienis van het dagelijks bereizen van de routes van arbeid en gezelligheid, een uitputting die des te intenser wordt gevoeld wanneer de zon over de horizon gaat, wanneer we onszelf, zelfs in gezelschap, eenzaam voelen – en dit volstrekt. Aangezien de mens in zijn kern een sociaal wezen is, ervaren we deze plotse confrontatie met onze existentiële eenzaamheid als waren we reeds dood. Aldus, luisterend naar het beste dat muziek te bieden heeft, lukt het ons misschien om Zens onbereikbare ideaal alsnog te benaderen.

.

Sierksma, La Roche, 23.3/2022