Tag Archives: BBB

JEAN-LUC EN JEAN-PAUL : NARREN

14 apr

.

Op hetzelfde plaatje: de filosoof Jean-Paul Sartre en de cineast Jean-Luc Godard – niet te vergeten Simone de Beauvoir. Niet toevallig, zo blijkt.

Toen hij een andere foto op een van mijn boekenplanken zag met deze filosoof in beeld, zei mijn Franse vriend tegen me – een historicus, zeer belezen: ‘Sartre, c’est un crapule’, of in goed Nederlands: Wat een zak, die Sartre. Waarop hij doelde, was diens oorlogsverleden – tussen ’40 en ‘45 oorlog bleef hij boeken schrijven en liet het verzet links liggen, om dan na de oorlog de linkse, existentialistische held te gaan uithangen.

Die vriend zal ook de combi-foto hierboven zeker kunnen waarderen – beide heren verdienen wellicht enig misprijzen – Godard en Sartre, met zijn Simone die een maoïstisch blaadje uit de sixties aan het uit delen is. Toen mijn vriend die opmerking maakte, had ik nog geen weet van dat oorlogsverleden; ik was, eerlijk gezegd, en ben dit nog steeds, een bewonderaar van Sartre’s L’être et le néant – ‘het zijn en het niets’; toch ook van diens Critique de la raison dialectique, al kon ik me toen al niet vinden in zijn marxistisch existentialisme. Ik bewonder vooral de stijl van schrijven en vele passages met opmerkelijke observaties. Hem een crapule noemen gaat me te ver.

Als schaakgek van middelmatige kwaliteit, beschouw ik Jean-Luc en Jean-Paul als twee lopers. Die heten in het Engelse schaakjargon bisschoppen, opperhoofden van twee nauw verbonden kerkjes of, zo men wil, sekten uit de Franse jaren Zestig. In de Franse schaakwereld heet diezelfde loper een fou, een nar, een clown, een idioot die zijn Koning en Koningin bedient met de waarheid – voor zover de waarheid opgeld doet. In de zin van de grap die ik destijds maakte, toen Trump opeens President van Amerika werd. Ik schreef toen, dat ik medelijden had met ambassadeurs die hem moesten bezoeken, omdat ze niet wisten of ze nu met de directeur van het circus aan tafel zaten, of met een van diens clowns.

Reeds in die Zestiger Jaren had ik een pesthekel aan Godard. In de bovenstaande collage-foto zit de DDV-hoes van diens film Pierrot le fou. Je zou kunnen zeggen, dat die titel op enige zelfkennis zou kunnen wijzen, in de grote traditie van de wijsgeer Socrates – Ken uzelve. Maar die conclusie vooronderstelt een ironie zoals die te vinden is in de zelfportretten van Rembrandt – daarvoor nam Jean-Luc zichzelf veel te serieus. Wellicht is de casting van Jean-Paul Belmondo in de hoofdrol een soort zelfportret van Godard.

Dwaas, zoals de Sixties in talloze opzichten dwaas waren, was Godard er volstrekt van overtuigd dat zijn zelf-referentiele cinema zijn publiek zou veranderen. Op een zeker moment, vraagt Ana Karina aan Belmondo, die samen met haar door de wereld dwaalt, ‘Tegen wie zit je nu eigenlijk te praten?’, waarop Belmondo, die de kijker op datzelfde moment recht in de ogen kijkt, antwoordt: ‘Tegen het publiek, schatje’. Hoe zelf-referentieel kun je niet worden…

Afgezien van hun gedeelde malle Maoïsme is het, als we de foto correct interpreteren, van groter belang dat Godards Pierrot le fou een script heeft dat welhaast uit L’être et le néant lijkt te zijn overgeschreven. Cinema en Filosofie – die twee Franse kerken, elk met hun maîtres penseurs. Sartre was de voorloper van onze postmoderniteit, met haar ideologie van ‘de identiteit’, ervoor pleitend dat elke individu het vermogen bezit om soeverein de koers van zijn of haar leven uit te zetten, het eigen zelfbewuste ‘project’ – inclusief het vermogen om zo maar, uit willekeur, van identiteit te wisselen.

Zoals Michel Foucaults ‘anti-macht-anarchisme, was ook Sartre’s existentialisme tegen de macht gericht. Frankijk is een land met een autoritaire staat en met nogal onaangename instituties zoals een rigide politiemacht, een hard gevangenissysteem en hiërarchische arbeidscondities – nogal wat redenen om voortdurend te revolteren, waardoor half Frankrijk voortdurend de straat op gaat om te demonstreren. Men mag niet vergeten dat Frankrijk slechts in ideologie het land van ‘de Revolutie’ is, terwijl het in feite een natie herbergt van ontevreden lieden, die voortdurend nutteloos revolteren. Sartre’s existentialisme is volstrekt Frans.

Het verondersteld ‘marxistische’ boek Critique de la raison dialectique, dat Sartre’s Zijn en het niets opvolgde – twee enorme pillen – matigde enigszins diens oorspronkelijke personalisme-van-het-project en van de daad, maar bevat tegelijk het perfecte script voor de postmoderniteit met haar bewegingen en activistische groepen die de ‘ouderwetse’ partijen en sociale klassen hebben vervangen. BBB in Nederland is een uitstekend voorbeeld.

In zijn film Pierrot le fou, koos Godard – meer fou dan Sartre – nog voor het eerste, puur existentialistische werk van de filosoof. Belmondo, en de nogal onnozele Karina (overigens Godards vrouw) – beiden ontiegelijk slechts acteurs – figureren in een even ontiegelijk slecht-gescripte film, waarin ze wat ronddwalen, auto’s stelen, en hun neus achternalopen. De kijker heeft geen enkel idee waar het over gaat en wie die twee wel zijn, Ze zijn eigenlijk… niets, en blijkbaar tegelijk instaat zo ongeveer alles te worden. Het kostte me nogal wat zelfbeheersing om de DVD-versie van de film, die ik al eindeloos lang geleden in de bioscoop verafschuwde, niet met geweld uit de speler te laten springen en te vervangen door iets vermakelijks – waarom niet Billy Wilders magistrale Some like it hot. Ik keek de Godard echter uit, beste lezer – welllicht met schade voor de ziel.

.

Sierksma, Montmorillon 6.4/2023