Dat het tedere scherm tussen het private en het openbare in de postmoderniteit volledig is verscheurd, beweerde ik al vaker. Sterker nog: ik beschouw het als het definiërende kenmerk van die postmoderniteit.
Het is begonnen in – als ik me goed herinner – de jaren ’80, toen het woord transparantie opeens allesoverheersend werd. In de politiek, bij uitstek het terrein van de ondoorzichtigheid, diende alles transparant te worden. Bedrijven moesten transparant zijn door in hun boeken alle door hen bedreven vuiligheid open en eerlijk aan te geven. Et cetera.
Behalve een fikse dosis naïviteit in die jaren, ging het de transparantiebeweging nog om zoiets als democratie: de bevolking heeft recht om te weten wat er zoal met hun geld en moeite wordt gedaan. Of die inderdaad worden ingezet zoals ze dat bedoelden.
De aversie destijds tegen de notie van transparantie van de kant van mensen zoals ikzelf, had vooral te maken met het sterk ideologische gehalte ervan. Er was op zijn minst een zacht vermoeden dat hoe meer transparantie van de daken werd geschreeuwd, des te minder doorzichtig het allemaal werd.
Intussen is de postmoderniteit niet meer een zich ontwikkelende sociaaleconomische en mediale structuur, maar een gevestigde orde. De nieuwe generatie is volledig vergroeid met de mediawereld, het flex- en flits fenomeen heeft alles doordrongen: van arbeid tot ons brein, van onze ziel tot en met onze zogeheten relaties.
De #MeToo beweging vormde een culminatie van verschillende postmoderne verschijnselen: een uit zijn voegen gegroeide ‘identiteits’-ideologie, vooral gepraktiseerd door niet-autochtone ingezetenen, door Friezen en Erkenbranders, door Buma en Sherry B., en door de laatste variant van het feminisme; een veel algemener anti-elitarisme dat kan rekenen op applaus bij elk verwijt aan hogergeplaatsten en meer gestudeerden dat ze slechts ‘elitair’ bezig zijn; et cetera.
De #MeToo beweging betrof zogeheten seksuele intimidatie waarbij het vooral om het lastigvallen van vrouwen leek te gaan, met af en toe eens een man die onheus betast c.q. bejegend werd. Intussen is er een onzichtbare #-beweging op het punt van de raciale en etnische verhoudingen: de notie van de onzichtbare, maar o zo effectieve macht van ‘de witten’ over de ‘zwarten’ die voortdurend aan de orde komt in zogeheten praatprogramma’s.
Wat bij al deze bewegingen opvalt is, dat wat in Amerika begon – eenvoudig omdat daar van een agressief racisme en etnicisme sprake is en was, en omdat de plaats van de vrouw in de Amerikaanse samenleving altijd al doordrongen was van curieuze paradoxen – snel overwaaide naar Europa. Met als potsierlijk effect, dat mensen hier doen of het even erg is als in The States. Het mag ook hier inderdaad een probleem zijn – het is overal een probleem, machtsongelijkheid tussen diverse groeperingen in een samenleving – maar wat hier in Nederland aan de orde is, heeft niets te maken met het racisme in Amerika en evenmin met de machocultuur aldaar.
Ging het bij #MeToo vooral om seksuele irritatie, daar komt nu het nummer Camiel Eurlings langs, waarbij opnieuw een stuk verleden opborrelt. Waar destijds de bescherming van vrouwen tegen hun meppers kordaat werd aangepakt door Blijf van Mijn Lijf-huizen op te richten, wordt geweld tegen vrouwen (en vast ook tegen mannen) opeens in de schijnwerpers van de media geplaatst. Uw weet wel, Transparantie.
Behalve het appelleren aan een soort plaatsvervangende geilheid bij lezer en kijker, alsmede een uiterst vluchtig beroep op het zogeheten mededogen, betekent het uitspellen in de media van het handgemeen tussen Eurlings en vriendin het definitief opdoeken van het scherm tussen privaat en openbaar. [zie het vod de Volkskrant van 2.1.18] Wat heb ik in vredesnaam te maken met wat er tussen die twee mensen voorviel? Het is hooguit een zaak voor een rechter, maar in de eerste plaats een private aangelegenheid van hen beiden.
Hetzelfde geldt voor wat ik eerder al noemde: De Nabestaandenfabriek. Uitentreuren worden we geconfronteerd met ‘nabestaanden’, bijvoorbeeld van dat vervelende vleigtuig dat werd neergehaald, die vaak na jaren nog eens even hun verdriet tweedehands overdoen, dit ten overstaan van miljoenen Tv-kijkers of UTubers. We zijn allemaal nabestaanden, toch – kunnen even ‘meevoelen’. En alle leed ligt op straat.
Zo kan de heksenjacht weer beginnen. Shaming and blaming! Er moeten koppen rollen; je moet kunnen zeggen “Naar een film met die viespeuk als acteur wil ik niet hoeven kijken”, ook als de acteur nog even goed speelt als voor zijn publieke terechtstelling door de media.
Heerlijke Nieuwe Wereld, heerlijke Nieuwe Hemel van de Transparantie.
Sierksma 2.1.18
Tags: #MeToo, Camiel Eurlings, Nabestaanden Fabriek, Shaming