Tag Archives: Context

‘ORGANISCHE’ ARCHITECTUUR

28 mei

.

Neerblikkend op daken en huizen die staan langs een steile klim – bergop naar de Cité d’Écrit van Montmorillon. Ter rechterzijde zie je nog net de Vieux Pont, de Gotische brug die dit oudste gedeelte van de stad met het jongere deel verbindt – dat ook heel oud is.

Omdat huizen en daken enorm in vorm en omvang verschillen, is wat je hier te zien krijgt een mooi voorbeeld van een organisch city scape, of zo men wil, van organische architectuur. Zo’n beetje als de oude kathedralen die over eeuwen groeiden, met nu eens hier een kapel toegevoegd, dan weer een nieuw raam daar. Gezellig is het woord.

Afgezien van deze pittoreske variëteit – op zich de moeite van het aanschouwen waard en hier bekeken vanaf de kleine berg boven de rivier de Gartempe, de zetel van een enorme Madonna die over de stad waakt en haar burgers naar men zegt beschermt – maakt de foto goed duidelijk wat er precies bedoeld wordt met dat koppel woorden organisch en architectuur. In de titel boven dit stukje plaatste ik twee kleine aanhalingstekens om ‘organisch’, waarmee ik mijn reserves aangeef aangaande het gebruik.

Tijdens het lesgeven aan de Architectuurfaculteit van wat eerst de Hoogeschool, later de Universiteit van Delft heette, dit gedurende heel wat jaren, was ik getuige van wat het best omschreven kan worden als een vete tussen Modernisten en degenen die ik graag omschrijf als Organicisten. Filosofie gaf ik er; dus een betrekkelijk neutraal omstander bij dit gevecht dat soms amusant was, maar vaak ook mateloos irritant. Modernisten waren degenen die een principiële voorkeur voor hoogbouw hadden, zeg maar de voorkeur gaven aan New York boven Los Angeles, de stad met de eindeloos uitgestrekte vlakten vol individuele urban villa’s – zij, die de witte kubus prefereerden boven de krullige, kleurrijke arabesk. We weten ook welk een schoonheid uit de handen van de besten der Modernisten kon komen, zoals Corbusiers Villa Savoy:

.

.

.

Maar we weten ook van de rampzalige Modernistische architectuur en stedenbouw:

.

.

Op het andere uiterste van deze glijdende schaal van architectonische ideologieën vinden we onder meer de Organicisten; op z’n ergst, waarachtige Rudolf Steiner adepten voor wie het woord ‘organisch’ vooral ook een metafysische connotatie inhield, en die echt op een ‘organische manier’ probeerden te ontwerpen; op zijn best ging het om ontwerpers die waardering hadden voor contextuele gegevens. Voorbeelden:

.

Steiner’s Goetheanum

.

Gaudi

.

Van het web, een mij onbekende architect

.

Uiteraard is weerzin tegen dergelijke bouwsels grotendeels een kwestie van persoonlijke voorkeur. Ik heb er de pest aan. Er is echter ook een theoretische overweging, eentje met twee complicaties.

In de eerste plaats zijn nogal wat van deze ‘organische’ gebouwen’ niet helemaal functioneel – of helemaal niet functioneel; functionaliteit is echter nog steeds een architectonisch vereiste… Kortom, ‘Modernistische’ architectuur kan een gruwel worden omdat het simpelweg de context van een nieuw gebouw negeert; Denk aan Rem Koolhaas cum suis met hun welbewust gekozen motto “Fuck Context!”. Het probleem met zogenoemde ‘organische architectuur’ is dat het niet alleen dezelfde esthetische misdaad begaat als de Modernisten door context te negeren en door daarmee de bezoeker-criticus te belasten met overbodige sculpturale kritiek waar het zou moeten gaan om… architectuurkritiek; dergelijke architectuur is vaak ook nog eens dysfunctioneel.

Hier komt bij dat zulke ‘organische’, c.q. ‘organisch ontworpen’ gebouwen de waarnemer – die bereid moet zijn ‘to wilfully suspend his disbelief’…. – slechts suggereren dat het organisch is ontstaan, c.q. ‘gegroeid’ – zoals feitelijk het geval is met het stuk stad dat ik op mijn eerste foto toonde. Het is vanzelfsprekend niet het geval met zulke ontwerpen en de ontworpen gebouwen.

Summa: In 20ste-eeuwse ‘organische’ architectuur en ‘organisch’ urbanisme worden tijdsverloop en groei gefingeerd.

.

Sierksma, Montmorillon 6.4/2022

HONDS ONDERWIJS

26 jan

In het kader van de voorstellen om het stichten van nieuwe scholen ‘opener’ en vrijer te maken is Maurice de Honds vraag pikant: “Wat is de relevantie van parate kennis als je alles binnen vijf seconden op je smartphone ter beschikking hebt?” [VK 23.1.16]

 

Met groot recht schrijft Liesbeth van der Togt het volgende: “Jonge breinen kennis onthouden ‘omdat alles is op te opzoeken’, is een generatie kweken die niet in staat is informatie te overzien, verbanden te leggen, analyses te maken, kortom een generatie kweken die niet kan nadenken.” [VK 26.1.16]

 

Exact! Het onderscheid dat ik hier steeds opnieuw maak, dat tussen denken en nadenken. Je zou het zo kunnen samenvatten. Denken doen de hersenen vanzelf, het is een tactische manoeuvre met betrekking tot gegevens; nadenken doet de persoon met die hersens, het is een strategische bezigheid. Uit louter tactiek komt altijd wel iets, maar of het zinnig is blijft onduidelijk. Wie niet strategisch nadenkt kan willekeurig wat ‘denken’.

 

De crux van De Honds domme opmerking is het woordje ‘alles’. Inderdaad kan een computer alles uitbraken, wat je als zoekwoord ook maar intikt. Maar welk zoekwoord moet het zijn om iets zinnigs uit de machine te krijgen? En dan nog: Hoe weet je dat site 7 van de 121 opgehoeste sites de voor het gegeven probleem ‘relevante’ site is?

 

Alleen kennis – noem het ‘parate kennis’ – en het kunnen overwegen van die kennis in relatie tot een probleem dat zich voordoet, kunnen je doen selecteren.

 

Een mooi voorbeeld van de waanzin die De Honds iPad-scholing gaat opleveren: Aan de TU Delft gaf ik lange tijd seminars ‘architectuuresthetica’. Een Engels boek werd gebruikt. Veel studenten die het Engels niet meester waren, leverden papers in die vooral vertaalwerk bevatten en die dus geen papers waren.

 

Maar zelfs dit vertaalwerk was een ramp. Je zag dat iemand per woord in de Engelse tekst het woordenboek had opengeslagen, daar gewoon de eerste van een reeks mogelijke betekenissen had overgeschreven; om het met het volgende onbekende woord opnieuw precies zo te doen. Wat zo ontstond, was abracadabra. Grappig genoeg levert Google Translate soortgelijke ‘vertalingen’ op…

 

Context is hier het trefwoord. Alleen wie doorheeft waar het in een tekst om gaat kan zinvol kiezen tussen de verschillende betekenissen die het woordenboek ophoest. Met de gevonden sites op de ‘smart’ phone is het idem dito.

 

Bezoek ook mijn andere blog, Sierksma’s Sequences: sierksmatwee.wordpress.com

ARCHITECTUUR OBSCEEN

23 feb

Tijdens mijn universitaire leven besteedde ik zo’n vijftien jaar aan onderwijs in de ‘architectuuresthetica’, een vak dat eigenlijk niet bestaat. Esthetica is immers een meta-terrein in de filosofie waar men de vraag probeert te beantwoorden naar de mogelijkheid van discussie en meningverschil over kunstwerken.

Esthetica zelf heeft geen object. Het vak kan geen oordeel vellen over het ‘goed’ zijn of ‘mooi’ zijn van een bepaald gebouw of schilderij. Vervelend was dat studenten vaak dachten van wel. Met regelmaat vroegen ze me naar een oordeel over bepaalde gebouwen, als was mijn mening in dezen van groter belang omdat ik esthetica gaf. Dit is een misverstand.

Zo is mijn contextueel vooroordeel aangaande architectuur een vooroordeel waarvoor ik weliswaar argumenten kan opvoeren, maar het ‘bewijzen’ kan ik niet.

De contextualist vindt dat een nieuw te plaatsen gebouw zich in zekere mate dient te voegen in de omgeving waarin het terecht komt. Postmoderne architectuur van zeer divers pluimage gaat het –in de woorden van Peter Eisenman – juist om het ‘enten’ van ‘een vreemd lichaam’ op een ‘gastvrije omgeving’, [Moving Arrows, Eros and Other Errors, in AA Files, no. 12, zomer 1986, 76ff.]

Volgens Rem Koolhaas, die Eisenman wel vaker volgde, wordt in de flux van een steeds flexibeler maatschappij ‘bemoeienis met context zinloos – het eenvoudige feit dat dit gebouw in een stad bestaat, garandeert dat het deel van die stad gaat worden’ [Interview in De Architect, 1994]. Deze hyperalgemene definitie van ‘context’ reduceert de term tot het begrip ‘relatie’.

Inderdaad – alles heeft altijd wel een of andere relatie met al het andere. Dus ook een vreemde ent in een al bestaande stadsbijt. De relevante vraag hierbij is echter welke ‘relatie’ betekenisvol is en ook hoe betekenisvol.

Alles wordt volgens de ideologie van Eisenman en Koolhaas vanzelfsprekend tot ‘context van al het andere – en vice versa. Het specifieke van een bepaalde omgeving wordt daarmee irrelevant. Dan mag een architect straffeloos een bestaande omgeving vernielen of negeren. ‘Fuck context!’ zoals Koolhaas het zelf uitdrukt.

Mijn contextueel bezwaar tegen bepaalde gebouwen herbergt zowel een esthetisch als een moreel vooroordeel. Een of andere vorm van harmonie beschouw ik als een groot visueel goed. Het moedwillig ruineren van een al bestaande omgeving vind ik misdadig.

Kijk eens naar de ‘transformatie’ van wat ooit een leuk cafeetje was in de middeleeuwse Vijfhoek van Haarlem. Er zal geen architect aan te pas zijn gekomen – al sluit ik het niet uit.

DSCF4767

Dit soort monsterarchitectuur is een gotspe – althans in mijn ogen. Het is het werk van een zondaar – althans in mijn ogen. Lelijker krijg je het niet, in geen enkele context – althans in mijn ogen. Het is met modder gooien naar iets fraais.

23.2/2013