Tag Archives: Corbusier

TOWERING

17 apr

.

Many years ago, a few times in a row, I visited Corbusier’s chapel on the hill of Ronchamp. It is elegant, yet bulky – a huge mass of stone. The hill on which it is built is steep all around. Climbing it, it becomes clear that with the equipment of those days there was no way of transporting the materials up the mount in a technical manner; all of it had to be brought up by men with carts and horses. The massive bulk is all the more astonishing. Thus, it did not come as a surprise to read that the enormous hat-like roof is in fact an empty shell with only a thin, reinforced cement skin.

This also explains that, once inside, the visitor may be awed by the fact that the whole of the roof is balancing on small stilts, placed on seemingly fat walls, leaving open a slit through which sunlight peeps in – without the mass collapsing. The sublime in architecture…

.

.

When confronting the outside of the chapel, what struck me already the first time was the optical illusion Corbusier had produced. Standing close to it, yet in the precise position from which the first photo has been taken, the edifice was towering above me. Stepping backwards, thus descending the hill and taking distance, something curious happened: instead of the building getting smaller, which one expects when taking distance, it actually seemed to grow in size, getting bigger and taller. As I stepped away from it, it began to tower all the more so. Being a good Popperian, on my next visit I tried to falsify this weird impression; it remained the same.

This illusion seems to be the effect of the immense, empty, cement-shelled eaves. This idea was reinforced, when I began to analyse the impression made by one of my favourite aquarelles, watching it from a certain distance, in an almost meditative way, lying on my siesta couch – Plokker’s group of buildings in Thiers, France.

.

.

Observing an aquarelle, there is of course no way of taking distance from the building painted; being the Popperian falsificationist I claim to be, I made a visit to Thiers. As the small town is built ‘against’ a steep mountain, each street dropping before one’s eyes, buildings always ‘up there’ like Corbusier’s chapel, the experiment worked – no falsification, indeed. On a sunlit day, similar to the one the painter used to produce his image, descending backwards down the sloping road, the building was progressively towering over me. Again, I am convinced, that it’s the generously large eaves that performed the trick.

.

Sierksma, Montmorillon, 28.3/2024

AMSTELVEEN CORBUSIER

11 jan

ARCHITECT-CARTOONIST

 

De weg naar het Cobra Museum in Amstelveen is makkelijk te vinden. Boven de weg hangen borden met het bekende museum icoon. Daarvan een foto maken lukte me al rijdend niet, of er zouden brokken zijn gemaakt. De lezer moet het doen met een surrogaat en daarbij aan een blauw bord denken met erop geprojecteerd deze afbeelding in wit:

De verwijzing naar de Griekse oudheid en naar de tempel van de Muzen der Schoonheid is in het geval van het Cobramuseum een beetje belachelijk. De standaardcollectie lijkt te bestaan uit doeken die expres als niet-mooi zijn bedoeld. Ik vraag me af of het alleen Hollanders zijn die deze kleurenklodders zo waarderen. Vast niet, er zitten teveel kunstenaars uit andere landen tussen al de Appels en de Constants.

Het Klassieke tempeltekentje misstaat zeker, nu er een tentoonstelling van grafiek van de tekenaar/schilder Corbusier hangt, een grote collectie tekeningen die zweven tussen figuratief en abstract. Je kunt natuurlijk ook zeggen dat het juist past, omdat de architect ‘Corbu’, zoals de vakgenoten diezelfde man liefkozend noemen, nogal rechthoekige gebouwen heeft ontworpen. Zelf bracht hij die bouwsels eerder in verband met Amerikaanse graansilo’s dan met Griekse tempels.

Aan de andere kant zijn er dan weer wel gebouwen à la Corbu die verdomd veel lijken op zo’n museale tempel, zoals dit kioskje op het Franse eiland Île de Ré, overigens van een andere architect. Maar dit is geen museum.

Ook als je er voor geen goud in zou willen wonen, is de architectuur van Corbusier vaak adembenemend fraai, al mag de architect zich graag aanbieden aan verkeerde regimes om zo zijn stedenbouwkundige fratsen te mogen bouwen. Zie hier zijn Villa Savoie, die toch weer weinig heeft te maken met zijn favoriete graansilo’s. Architectuurtheorie is meestal wauwelpraat, zodoende.

Dat zijn flirt met bijvoorbeeld het fascistische Vichy regime – flirt, om het aardig te houden – met een zekere megalomanie heeft te maken, mag blijken uit zijn fröbeltekeningen in Amstelveen, waarmee hij zonneklaar bezig is om op een mislukte wijze Picasso nog eens over te doen. Van een bedenkelijke kwaliteit, die vooral aan cartoons doet denken..

Je ziet dit vooral bij architecten die zich graag spiegelen aan de uomo unversale uit de Renaissance: alles wat ze doen – muziek maken, schilderen, een beetje schrijven – het wordt onmiddellijk gezien als bijdrage aan de kunsten en ook publiekelijk geafficheerd. Tegenwoordig gaan zelfs veel architectuurtekeningen als kunstwerken van de hand…

Bedenkelijker nog is de begeleidende tekst bij de tentoonstelling. Het dikdoenerige Nederlands van deze kunsthistoricus is op zich al opmerkelijk.

Want hoewel de architecturale praktijk van Le Corbusier doorgaans gezien wordt als hét voorbeeld van rationalisme en functionalisme, valt mede uit zijn beeldende praktijk op te maken dat de werkelijkheid complexer in elkaar stak.

Dan even verder:

Le Corbusiers experimenten en beeldend werk beïnvloeden zijn architectuur en vice versa – en zijn natuurlijk moeilijk los van elkaar te zien […] Zo speelde zijn teken- en schilderpraktijk een belangrijke rol bij de intuïtieve totstandkoming van de vormen en motieven die uiteindelijk ook in de gebouwen te herkennen zijn.

Niet alleen spreken deze passages elkaar nogal tegen, het woordje ‘natuurlijk’ is ook een gotspe omdat in de rest van de tentoonstelling en in het overige commentaar op geen enkele wijze wordt verduidelijkt waar en hoe die ‘miraculeuze vierde dimensie van het scheppingsproces’ van die tekeningen in zijn architectuur ‘verschijnt’. Geen architectuurtekening te bekennen.

Louter dikke beweringen, dat zijn het.

Sierksma januari 2018