Tag Archives: Hôtel

GESLOTEN POORTEN

9 feb

.

Op mijn wandeling aan de overkant van de rivier, door de Lage Stad van Montmorillon, is een beetje helling opwaarts aan een nogal smalle straat een grote stenen poort zichtbaar, met daarin een grote houten deur. Ook die deur is indrukwekkend; ze is altijd gesloten – onvriendelijk is al te veel gezegd. Het doet denken aan dat kleine bord aan de voet van de heuvel waarop het kasteel Romefort staat, met daarop de hautaine mededeling: On ne visite pas – van bezoek is men hier niet gediend. Niet mis te verstaan…

Je mag aannemen dat de terreinen achter deze poortdeur, net als het huis dat daarover de heerschappij voert, even grandioos zullen zijn – wellicht te enorm, gegeven de toch kleine maat van dit stadje. Het was, of is misschien nog steeds, een hôtel – geen hotel in de Nederlandse betekenis van het woord, maar het stadse winterverblijf van een Grote Familie die de rest van het jaar buiten op haar château doorbrengt.

Terwijl je de hoek omgaat en de smalle weg loodrecht op deze Baskisch-rood geschilderde deur afwandelt, loop je inderdaad langs een prachtige, lange muur die je op het platteland vaak als kasteelomheining aantreft – een bescherming tegen loslopend wild, waaronder ongewenste mensen van niet-adellijk komaf, of simpelweg dienend als afscherming tegen te nieuwsgierige blikken. En, voorwaar, wanneer je aan het eind van deze laan opnieuw de hoek omslaat, is daar een enorme tweede, ditmaal zeegroene deur, dus parallel aan de eerste. Deze twee moeten welhaast één groot territorium in de sandwich nemen.

.

.

Het steenwerk werd onmiskenbaar vroeger al eens gerestaureerd; het straatnummer moet er in moderne tijden aan zijn toegevoegd. We weten dat het hier gaat om nieuwe kleren voor een oude keizer – sjieke, echte kledij in dit geval.

De deuren stammen vast nog uit dezelfde tijd als de hun stenen poorten die hier zo lang geleden al werden opgericht, zeg maar sinds de 18e eeuw; veel ouder in elk geval dan de mensen die hier nu wonen, misschien zelf wel ouder dan hun stamboom. Veel van dit soort bezittingen ging trouwens wegens adellijk geldgebrek over in nieuwe handen. Het hout wordt af en toe opnieuw geschilderd – eikenhout, eeuwenoud eikenhout dat door weer en wind mag zijn getekend, maar zelden rot. Een lik verf doet de rest.

.

.

Ware ikzelf een lid van de Familie, ik zou die deuren helemaal niet schilderen. Pas dat lijkt me deftig. Wanneer dit soort houtwerk onder de invloed van zon, regen en vorst veroudert, krijgt het een delicate, zijde-zilveren glans, beter passend bij een imposant verleden. Dergelijk gedistingeerd eikenhout vind je vaak als deuren van de schuren van eenvoudige boeren.

.

.

Maar zo’n suggestie gaat voorbij aan de ingebakken trekken van de Franse aristocraat. Deze ervaart een grondig verschil tussen hem en al die andere ‘standen’, een sentiment dat hem dicteert niets van doen te willen hebben met de sociale klassen van boeren, arbeiders, kleinburgers en bourgeoisie.  Voor de aristocraat stinkt geld nog steeds; ze raken het liever niet aan, laat staan dat ze er om willen bedelen – om bijvoorbeeld hun slecht onderhouden kastelen een lik verf te geven.

.

Sierksma, Montmorillon 6.1/2022