Tag Archives: Moderne Kunst

KUNSTBRANIE

19 okt

Hoe dichter een collectie, een galerie of een museum tegen Moderne abstracte kunst aanschurkt, des te meer bla bla je mag verwachten, des te meer humbug. Omdat abstracte kunst per se niets over zichzelf laat zeggen, leuteren museumdirecteuren en critici vooral over zichzelf of over iets anders, iets Hogers. Als het maar publiek trekt.

 

Omdat Het Stedelijk in Amsterdam bestaat bij de gratie van deze Moderne Abstractie, zijn haar directeuren altijd gekenmerkt geweest door incrowds en coterieën, onzinnige tentoonstellingen volgens eigen ‘concept’ en door het smijten met geld om aandacht te krijgen.

 

Dat mevrouw, de Directrice Ruf nu voor de bijl gaat, kon verwacht worden. Het wachten is op de volgende praatjesmaakster of –maker.

 

De kranten hebben zich vrolijk in dit keurslijf van kunstgeleuter laten persen. Gewoon een voorbeeld. In het Parool [19.11.17] ‘kijkt schrijver en curator Hanne Hagenaars bij mensen naar binnen, op zoek naar bijzondere kunstwerken’.

 

Bij kunstkritiek zou het echter moeten gaan om het vinden van goede kunstwerken die je ook nog eens behagen, en daarna om het aangeven waarom ze zo goed zijn. ‘Bijzonderheid’ is een reclameterm. In dit wereldje is wat opvalt dus goed. Kortom: het euvel dat de Moderne abstracte kunst kenmerkt.

 

Maar niet alleen die Moderne kunst. Damian Hirsts met diamanten bezette schedel is zeker héél bijzonder. Maar het is waardeloze kunst, spraakmakend en dus met veel stennis eromheen. En ook Daar waar de aarde vet is van Van der Sterren, het doek dat Hanne Hagenaars er als ‘bijzonder’ uitlicht, lijkt althans op de krantenfoto niet veel soeps.

 

 

 

Maar zelfs bij deze niet-abstracte voorstelling van een haas ‘als symbool van de lust’ moet het kwaliteitsoordeel van Hagenaars het hebben van de verwijzing naar de dichtbundel van Baudelaire: Les fleurs du mal. De titel van het stukje heet De haas waarschuwt: gebruik uw tijd.

 

Volgens ‘schrijver Hagenaars’ schrijft deze Franse dichter ‘over de nederlaag van de mens tegenover de tijd’. Ik las die bundel, maar kreeg daarbij toch de indruk dat het Baudelaire vooral ging om een woekerend verlangen naar geil verval. Wel dus iets met tijd van doen, maar toch vooral met wellust. Zie ik niet terug in het schilderij van Van der Sterren. Ook hier wordt gepoogd je blik met verwijzende taal te beïnvloeden. Wat u ziet ziet u niet, u ziet iets anders.

 

Sierksma 19.11