Gisteren de voorstelling gezien van Alban Bergs Wozzeck. Tegenwoordig is het niet onbelangrijk om dat erbij te zetten: de opera van Alban Berg. Postmoderne regisseurs maken van willekeurig welke opera al snel hun opera.
U herinnert zich vast wel het affiche van het Amsterdams toneel: HAMLET, door RIJNDERS, met onder aan het affiche in kleine lettertjes: naar een toneelstuk van Shakespeare… Van die dingen dus.
Maar eerst het zoet. Een onvoorstelbaar zware partituur wordt door elk van de stemmen prachtig gezongen. Het orkest leek soms moeite te hebben met haar deel: moeilijke muziek, waarbij intonatie en het verschil in ‘lawaai’ sterkte een grote rol spelen.
Dan het zuur. Ik kende het libretto niet, moest het dus doen met de opera zoals ik die zag/hoorde. Begin 20e eeuw herschreef Berg het toneelstuk van een door Georg Büchner al in de eerste helft van de 19e eeuw geschreven toneelstuk.
Het gaat over een kapper aan wiens geestelijke stabiliteit kan worden getwijfeld. Over een vriendin van losse zeden bij wie hij een kind heeft. Vriendin doet het met een viriele militair. Kapper brandt door en slacht zijn vriendin. Raakt dan reddeloos te water.
Inzet van Büchner was destijds de terdoodveroordeling van een kapper voor moord op zijn vriendin, waarbij voor het eerst in de geschiedenis mensen twijfelden aan de toerekeningsvatbaarheid van de dader. Interessant, kortom, Foucault materiaal
Berg herschreef eigenhandig het stuk, me dunkt altijd een zwakte van componisten. Wagner schreef ook zelf de eigen operatekstjes, dit met rampzalige gevolgen voor de Duitse taal. Mozart wist het wel: gewoon Da Ponte vragen voor de tekst, die man kon echt schrijven.
Bij elkaar is het niet eens zo’n slechts libretto georden, al heeft Berg er wel heel veel ‘armoede’ in gedaan. Beetje begin 20e eeuw, Eerste Wereldoorlog en zo, klassenstrijd. Armoede als alibi voor moord, natuurlijk gelardeerd met Büchners nadruk op geestesstoornis. Wat Berg goed lukte was muziek te schrijven die deze geschiftheid tot uitdrukking brengt, ook al wordt er wel erg vaak gekrijst.
Echter. Echter.
Krysztof Warlikowski, de regisseur, moest er zo nodig iets van zichzelf van maken. Al a Rijnders dus. Terwijl in het libretto het kind van Marie, u weet wel: de overspelige vriendin van de kapper Wozzeck, nog een kleine peuter is die ze op een bepaald moment ‘in de armen wiegt’, maakt deze regisseur er een vrijwel volwassen jongetje van dat ook nog eens over De Dood neuzelende teksten in de mond worden gelegd die niet in Bergs libretto staan.
Ook wordt de kijker vergast op stapels kinderen die her en der door het beeld heen rennen, glijden en dansjes maken. Onbegrijpelijk – tot je de toelichting leest. Warlikowski maakt van het kind welhaast de protagonist van de show, dit bedoeld als verwijzing naar Alban Bergs bij een dienstmeisje verwekt kind waarover hij ‘schulgevoelens’ had. Tja, moet kunnen zegt de postmodernist.
Mag ik eindigen met een citaat van Gerard Reve, dit uit De Vierde Man?
“Ik was nieuwsgierig, maar gerust was ik er niet op: gevoelens, dat was prima, als het maar geen dingen waren waarbij ik niet wist hoe ik moest kijken.”
Sierksma 22.3.17