John Vesty is een begaafd schilder. In mijn huis wonen verschillende van zijn werken; in deze Sequence ga ik slechts op één daarvan nader in. Die hangt boven mijn bed.
.
.
Toen ik besloten had om nog een ander van zijn schilderijen te kopen, een recent doek, besloot ik op het Web te kijken of er iets over de data en de maker te vinden is. Zo struikelde ik over een ongelofelijk artikel waarin uit de doeken wordt gedaan hoe nu juist dit schilderij boven mijn bed, samen met anderen, van een tentoonstelling werd verbannen. Dit gebeurde nota bene in Cromer, een stadje aan de Engelse Oostkust dat ik in een ver verleden goed leerde kennen. Er is zelfs een gedicht van me over de pier die ze daar hebben. * Teneinde goed Engels te leren spreken, had mijn vader me voor drie maanden ondergebracht bij een Engels gezin in Leicester; de lady of the house was a teacher speech and drama. De familie had een klein zomerhuis in het dorp Overstrand, een buur van de wat grotere plaats Cromer.
Daar stond het dus op mijn scherm te lezen, een artikel in The Independent, bepaald geen krantenvod: “Nadat er klachten binnenkwamen van de staf, werden in het kantoor van Cromer’s Gemeenteraad naaktschilderijen van de muren verwijderd. John Vesty had ervoor gezorgd dat zijn schilderijen daar vier weken lang in het kantoor van het North Norfolk District Council zouden hangen.” We schrijven Augustus anno domini 2010 – twee duizend en tien voor wie de voorkeur geeft aan letters; beide Twin Towers zijn inmiddels uit New York verdwenen en de eerste kapitalistische crisis van de eeuw is alweer aan het vervagen. In al hun va god verlaten onnozelheid waren deze huftertjes nog steeds bezig met het weren van schilderijen van naakte vrouwen…
De schilder zelf, John Vesty, reageerde aldus: “Het zijn allemaal standard life poses – het soort werk dat kunstenaars al honderden jaren maken. Er zijn geen expliciet frontale poses of iets wat daar ook maar op lijkt.” Deze riposte is, me dunkt, nogal tam en lam. Christ! Of schildersmodellen nu in standard poses zijn afgebeeld of met al hun openingen frontaal en goed zichtbaar – het is volstrekt irrelevant. De cruciale kwestie bij het bekijken van alle schilderen is of zo’n doek goed is of niet, en natuurlijk ook van belang is hoe je tot een dergelijk oordeel kunt komen, een beoordeling gedeeld met anderen. Zelfs een schilderij van twee neukende mensen op het strand kan een goed werkstuk zijn; het verdient het om door een publiek van liefhebbers te worden bekeken. Heb je er geen trek in, kom dan niet naar de tentoonstelling…
Voor ik een close-up van ‘mijn’ Vesty laat zien, dus van een van de doeken die uit Cromer werd verbannen, moet ik nog melding maken van een soortgelijke potsierlijke vertoning die ikzelf ooit meemaakte. Het ging om een tentoonstelling van doeken van Kees Vollemans in het Academie Gebouw van de Leidse Universiteit, een oud klooster. Het gebeurde ergens rond 1966, toen ik daar studeerde. Ook het werk van Vollemans werd, nadat het er een dag had gehangen, van de muren weggehaald, dit na klachten van ik weet niet wie. Let wel, in zijn geval ging het inderdaad om full frontal poses – dat wil zeggen om kutten en aarzen. Je zou ze misschien schilderkunstig van mindere kwaliteit kunnen noemen; maar precies dat oordeel kun je pas vellen wanneer je ze eerst hebt bekeken – iets wat me toen niet lukte, omdat ze al weg waren gehaald toen ik kwam kijken…
.
.
Dit is zeker ook geen meesterwerk. Wel is de weergave van de houding van het model goed gelukt, net als het kleurgebruik dat typisch ‘Vesty’ is. Later, in een volgende stukje – dat ik zal schrijven nadat ik het nieuwe schilderij in bezit heb gekregen – zal ik proberen te verduidelijken hoe de vakman Vesty is blijven groeien en groeien, en hoe schitterend van kwaliteit zijn latere werk is. Daar gaat het bij elke kunstenaar toch om: almaar beter worden…
Waar ik hier mee wil eindigen – ook een reden waarom ik het bovenstaande schreef – is een kleine notitie over het begrip puritanisme. Vanaf mijn allereerste colleges esthetica legde ik er nadruk op dat puritanisme een veelomvattende morele houding impliceert; het is niet iets dat louter met seks te maken heeft. Puriteinen wensen zaken helder te houden – eenvoudig en nauwkeurig van elkaar onderscheiden, zo niet gescheiden. Iets dient of dit, of dat te zijn; het moet zuiver zijn.
Er bestaat volgens mij een psychologische samenhang tussen puritanisme en smetvrees – de abnormale angst voor, en vooral ook afschuw van ‘onreinheid’. Wie hieraan lijdt, is voortdurend bezig met handen wassen na het handen schudden, maakt steeds oppervlakken schoon die hij gaat aanraken, verkleedt zich vaak en verschoont idem de lakens.
De psycho-politieke consequentie hiervan is dat alles wat als onrein wordt ervaren wordt verbannen uit de directe omgeving van de degenen met smetvrees – kortom, alles wat vreemd is en anders. Zo zijn misogynie, ethnicisme en, erger nog, racisme de logische broertjes en zusjes van deze angst voor het onreine. Dit impliceert dat puritanisme in essentie een meer algemeen moreel verschijnsel is. Dus was ik nogal in mijn nopjes, toen ik het uit de mond van een hoer mocht optekenen, Alberto Moravia’s Désidéria zoals die haar stiefmoeder beschrijft: “Uiteindelijk bleef ze een puriteinse Amerikaan. Ze beoordeelde mijn schranzen als een moralist, als ging het om een fout of een zonde…” Kortom, de puritein vindt niet dat te veel eten ongezond is; hij of zij beschouwt het als een kwaad.
Dat is de crux van de zaak: puritanisme is niet beperkt tot een benepen houding tegenover alles wat met seks te maken heeft, iets wat veel mensen denken. Natuurlijk is ook de verbanning uit Cromer van John Vesty’s naakten een toppunt van puritanisme; puritanisme beslaat echter een veel breder terrein, variërend van politieke noties van nationaliteit tot en met geschiedschrijving, racisme, homofobie et cetera. Het gaat om de dwangmatige uitsluiting uit het bewustzijn van wat niet ‘van ons’ is, wat ‘vreemd’ en ‘raar’ wordt gevonden – kortom, alles wat als zondig en verkeerd wordt beschouwd.
Gaat het om de verbanning uit een Engels badplaatsje van schilderijen met blote vrouwen erop, dan is het wellicht vooral belachelijk. Vergeet echter niet dat het soort mensen dat dergelijke afbeeldingen wil verwijderen, ook graag heel wat meer uit deze wereld wil elimineren. Kortgeleden zag ik opnieuw de film ‘Z’ van Costa Gravas, waarin veiligheidsfunctionarissen langharigen, homo’s en linksen beschrijven als kankers in het lichaam van de staat, die moeten worden weggesneden om dat lichaam het weer gezond te maken…
.
* CROMER PIER, 1962
.
.
Those were the days of whine and poses,
Sauntering the far end of the pier.
In Cromer ‘t was – Constable’s coast.
Lads fingering rows of one-armed bandits,
Fruit machines, rivuletting money,
Gushing from their rattling throats.
Boys boasting budding manliness,
Loud-mouthed, beer-filled,
Feeling like heroes – gods, no less,
A lovely lass at hand,
Steering her rounded ass and boundless tits.
.
Then, but a passing immigrant,
Come from the Low Lands, learning English.
Yet, how I loved that pier,
Above the sea, walking its stilts,
It made me sing,
Kleist’s puppet, floating on my strings,
Prometheus yet unbound, no doubts,
Not knowing all the misery, the sorrow,
Quite unaware of all that was to follow.
.
Even though as poor as hell,
I loved that pier, its smell,
Its shaking penny makers,
Guarding their loot in steely loins,
Figuring tricks to get those coins.
By daylight filling boxes with black fruit,
Earning the little money spent at night;
To be pound wise – no way,
Not even being penny foolish.
.
Sierksma, Montmorillon 4.2/2022