Tag Archives: Second Opinion

ARTS, RECHTER EN VERTROUWEN

26 okt

In deze waanwijze tijden waarin elke lullo op zijn minst bij elke tweede aandoening een derde second opinion aanvraagt, zeg maar bij het eerste de beste griepje, mag je verwachten dat het wantrouwen tegen artsen toeneemt.

 

Tot mijn verbazing – wellicht tot de verbazing van mijn lezer, omdat ik zo stom was om dit niet te weten – lees ik vanochtend in de krant dat er ‘een wettelijk recht van de patiënt is om het gesprek met een arts op te nemen’. [VK 26.10] Of dit stenografie betreft, dan wel een bandopnameapparaat of per camera, of tegenwoordig gewoon met de eigen phone – het staat er niet bij.

 

De verhouding met de arts heet c.q. heette een vertrouwensrelatie te zijn. Daar staat elk opnemen van de gesprekken haaks op. Wie de behandelkamer binnengaat en zijn phone aandoet, kan beter op internet gaan kijken wat er met hem of haar aan de hand is. Als arts zou ik de patiënt in zo’n geval ook graag willen wijzen op andere artsen bij wie dit soort patiënten hun gerief kunnen halen. Opzouten, zeg maar.

 

Wat er aan de hand is: Dit gaat veel verder dan individueel wantrouwen in artsen. Zoals De Heer Wilders keer op keer platvloers het institutioneel vertrouwen van burgers in hun rechtstaat ondermijnt, door een individuele rechter te wraken, zo is er sprake van het wegvallen van het institutionele vertrouwen van burgers in de gezondheidszorg wanneer iedereen second opinions aanvraagt of de gesprekken met zijn lijfarts op gaat nemen.

 

Institutioneel vertrouwen is het vertrouwen in het hele apparaat: van de kwaliteit van de medische opleidingen tot en met de dagelijkse arbeidsethiek van de medische staf als geheel. Wanneer dit vertrouwen wijd verbreid is, spreekt vertrouwen in individuele artsen vanzelf.

 

Zodra institutioneel vertrouwen afbrokkelt – denk ook aan het groeiende wantrouwen van bepaalde secties van de Amerikaanse bevolking in het politieapparaat – dan wordt het cement in de voegen van een samenleving rul. Het geheel dreigt in te storten.

 

Het zal mijn lezer niet ontgaan zijn, dat nullen als een Baudet of een Wilders politiek precies kunnen bestaan bij de gratie van het uithollen van dit institutionele vertrouwen.

 

Sierksma 26.10.17

 

 

ARTS EN KENNIS

15 nov

Behalve een veldslag van de staat tegen de medicijnenindustrie – zeg maar: een burgeroorlog tegen drugs – is er ook sprake van een strijd tussen staat en artsen en van een slag tussen artsen onderling. Over die wederzijdse artsenstrijd gaat dit blog.

 

Paul Hoek is ‘basisarts en medisch adviseur te Nijmegen’, me dunkt een jonge arts, hij schrijft immers over zijn pas afgeronde co-schappen. Dit adviseurschap is geen onbelangrijk gegeven; daarmee spreekt hij, zoals in het volgende duidelijk wordt, in zijn bijdrage aan de discussie in Het Financieele Dagblad  pro domo – voor het eigen belang. [FM 14.11.15]

 

Hoek ziet de komst van internet als intermediair tussen arts en patiënt als een zegen. Hij moet het met die stelling opnemen tegen artsen die dit niet vinden, verenigd in Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG).

 

Deze artsenvereniging vindt het maar niks. Hoek vat het standpunt van zo’n anti-internet arts in zijn eigen woorden samen.”Ik ben bang dat we daardoor belangrijke non-verbale clues missen; ik kan geen lichamelijk onderzoek doen; het is niet veilig in verband met privacy; het past niet in mijn huidige routine; er is geen bewijs dat het beter is; ik krijg er slecht voor betaald.”

 

Hoek vindt dit ‘allemaal drogredenen’, hij weet zelf precies waarom zijn collega’s die er bij halen: “Tegenwoordig zijn er websites waar artsen door patiënten beoordeeld kunnen worden. Veel artsen zijn hier erg bang voor, maar als je je werk goed doet, wordt je goed beoordeeld.”

 

Daarmee gaat brokkenpiloot Hoek in zijn hard scheurende bolide diverse keren de bocht uit:

 

  1. Hoek gaat volledig voorbij aan medisch shoppen – zeg maar de evenknie van Woody Allens reli-shoppen in Hannah and Her Sisters. Hierbij zoekt de patiënt naar second, desnoods naar third and fourth opinions tot een arts eindelijk akkoord gaat met de lezing van de ziekte door de patiënt zelf. Het zal duidelijk zijn dat hier sprake is van een eindeloze regressie: de patiënt heeft die kennis niet (ondanks Hoeks verwijzing naar ‘medische kennis die voor iedereen te vinden is op het internet’) en kan dus die diverse opinions niet ten opzichte van elkaar beoordelen. Dit dwaze  fenomeen wordt door internetconsulten slechts bevorderd.

 

  1. Inderdaad zijn de verwijzingen naar privacy, betaling en routine ‘drogredenen’. Maar Hoeks plakt deze aan twee overwegingen van zijn tegenstanders die wel degelijk hout snijden: het ontbreken via internetconsulten van de kennis van de medische geschiedenis van een patiënt , het niet kunnen verrichten van lichamelijk onderzoek, en het missen van clues. Het is zonneklaar dat de klinische blik structureel ontbreekt tijdens internetconsultatie – een ernstig probleem. [Ter zijde: Hier ligt trouwens ook het argument waarom vrije artsenkeuze wel moet blijven bestaan voor de huisarts, niet echter voor de specialistische hulp in ziekenhuis, een echelon hoger dus.]

 

  1. Een laatste crash maakt Hoeks wanneer hij beweert dat de beoordeling van artsen door patiënten prima verloop, simpelweg omdat ‘als je je werk goed, je goed wordt beoordeeld’. Juist omdat patiënten niet over adequate medische kennis beschikken, is de beoordeling van hun arts per definitie scheef en beperkt.

 

Dat een arts als Hoeks deze interactieve onzin bepleit, kan slechts verklaard worden door zijn parti pris: het feit dat hij als ‘adviseur’ zijn geld verdient.

 

BEZOEK OOK MIJN ANDERE BLOG sierksmatwee.wordpress.com

 

Sierksma 15.1-15