Tag Archives: Velasquez

KLETSMAJOOR DER KUNSTKRITIEK

30 nov

Al weer een aflevering in de serie ‘Kletsmajoors der Kunstkritiek’. Dit maal neemt Stefan Kuiper de honneurs waar. Hij ‘bespreekt’ een tentoonstelling van Spaanse oude meesters in de Amsterdamse Hermitage. [VK 30.11.15]

 

Hij komt direct aan het woord:

 

“Die tentoonstelling is typisch Hermitage in de zin dat ze een belachelijke grote tijdsspanne wil vangen in een relatief bescheiden presentatie.”

 

Laten we het fraaie Nederlands van Stefan even ter zijde, dan resteert de inhoud van deze zin. Belachelijk is natuurlijk Stefan Kuiper zelf. Alsof de jaartallen van de diverse tentoongestelde werken voor de beoordeling van hun kwaliteit er überhaupt toe doet!

 

Elk schilderij is in laatste instantie een eenling, uniek in de eigen schilderkunstige kwaliteiten en als zodanig te beoordelen. Bezondigt een kunstcriticus zich al aan zo’n beoordeling – het kan, als je het goed doet – dan zal hij/zij daarvoor aan de lezer van zijn kritiek criteria moeten aanreiken. Dit doet Kuiper niet.

 

Immers, het jaartal van schilderen is slechts kunsthistorisch interessant. Ik vrees dat Stefan Kuiper vooral een kunsthistoricus is, en pas in de laatste plaats een minnaar van fraaie kunstwerken, zeker geen connaisseur.

 

Te schrijven over ‘voornoemde El Greco’ is voor een amateur van de schilderkunst neerbuigend en niet te pruimen. Van El Greco hangt van in de Hermitage ‘slechts één schilderij…’ So what? Is het een goed doek en waarom? Hierover vernemen we niets. Idem over werken van Goya. Bij de ‘behandeling’ van Velásquez krijgen we te horen dat van hem slechts één der tentoongestelde werken ‘de schilder eer aan doet’. Waarom? Van Stefan Kuiper krijgt u het niet te lezen.

 

Ook wordt er gesproken over ‘beslist aardige stukken van onbekende meesters…’ Je moet het maar durven. Ronduit grappig is dan de kritiek van de auteur op ‘de ongeëigende turbotaal van de teksten’ bij de werken.

 

Je zou zeggen: Eerst zelf echte kunstkritieken leren schrijven, wellicht zelfs eerst maar eens goed leren schrijven – dan pas kritiek leveren op turbotaal van anderen.

 

Stefan Kuiper een brutaaltje noemen? Nee, was het maar zo. Hij is een gewoon soldaat in het postmoderne legioen van de kunstcritici. In plaats van criteria voor beoordeling van werken te ontlenen aan de kunstwerken zelf, verheft de postmoderne ‘criticus’ zichzelf tot criterium. Wat hij ervan ‘vindt’ is wat het is. Precies zoals de notie van waarheid in de postmoderniteit verwaterd is tot een zee vol opinies: wat waar is voor mij is ‘gewoon waar’ – wat de ander er ook voor zinnigs over kan vertellen.

 

Goede kunstkriek laat zien dat de criticus kan kijken; goede kunstkritiek leert een ander wellicht beter kijken. Dat blijft een kunst.

PS Nog zo’n komisch misverstand van een Volkskrantauteur: Arthur van Amerongen, schrijvend in zijn vod van een krant, presteert het om de New York Times een ‘kutkrant’ te ‘vinden’. Zou hij het zelf lollig bedoelen? Volkstrekt niet duidelijk – en dus niet lollig.

Bezoek ook mijn andere blog: sierksmatwee.wordpress.com

30.11.15

REMBRANDT VERKRACHT

24 mrt

De tentoonstelling De Late Rembrandt is een hoogstandje van de directie van het Rijks. Wat een keur aan doeken, die je slechts in repro zag, in catalogi en boeken over de schilder. Nu zijn ze verzameld vanuit musea uit alle windstreken! Tegen de gloed van de echte verf – al dan niet afgeschermd door zo’n gruwelijk laagje postmodern glas – kan een foto nooit op. Ook het echte formaat is soms ongelofelijk.

Maar wat een hel, zo’n tentoonstellingsruimte. Je kunt er over de hoofden heen kunnen lopen – en dat zou nog een oplossing zijn om de schilderijen te bekijken, maar nu kijk je er meestal tegenaan.

De iPad en de iPhone zijn massaal het museum binnengedrongen. Elke boerenlul, elke boerentrut is bezig om zijn eigen souvenirs te fotograferen. Daardoor kun je het schilderij dat je op afstand wilt bekijken niet meer zien – tussen het doek en jouw oog zweeft een tweede, verkleinde versie ervan. Op zo’n ellendig blikkerend scherm. Rode flitslichtjes veranderen steeds even de kleuren die Rembrandt toch echt zelf verzon.

De arme man draait zich om in zijn graf. Hij zei ooit over zijn schilderijen: “Niet te dicht erbij gaan staan, mensen – dan krijg je maar verf op je neus.” En zo is dat. Zeker is dit het geval bij het werk van de late Rembrandt, dat het ‘impressionisme’ eeuwen vooruit was – een gepaste afstand laat je pas de schittering ervan ervaren. Jan Six bijvoorbeeld – al die malloten die er met de neus op gaan staan verhinderen niet alleen jou om het vanaf de juiste afstand te bekijken, ze zien zelf het schilderij helemaal niet! Verfvegen zijn het, die op afstand bekeken het wonder van een portret opleveren!

Br276JanSix1654SixFoundationMauritshuis

Simon Schama schreef hierover mooie woorden. Kijk, zegt hij, je ziet niet of Six net thuis komt en zijn handschoen uittrekt, of juist weggaat en ‘m aandoet. Het gezicht zo rustig, maar het gebaar zo spannend!

Net als Velasquez schilderde Rembrandt rücksichtslos. Zichzelf – in zijn eigen verval, op zelfportretten die door hun psychologisch en fysiek realisme altijd maar weer blijven verbazen, maar ook de mensen die hij in opdracht portretteerde.

Late-Rembrandt-Rijksmuseum-Portret-van-vrouw-met-struisvogelveer

Kijk naar deze dame met een struisvogelveer in de hand – veel lelijker krijg je ze niet. Maar tegelijk: Wat een pracht! Zo, door Rembrandt uitgebeeld, wil je graag lelijk zijn. Dat tekent de kunstenaar.

Bevalt u dit blog, stuur het aan vrienden en kennissen

Bezoek ook mijn andere blog: sierksmatwee.wordpress.com