Tag Archives: De Sade

FILOSOFIE VAN HET BOUDOIR

28 okt

Niets komischer, dan het moment waarop iets ‘vriendschap’ wordt genoemd, terwijl het dit nooit was en het dit nimmer zou kon zijn.

Vrienden – dat zijn steeds twee of meer mensen. En dan nog moet je voorzichtig zijn om niet in de semantishe val van de angelsaksen te trappen. Die noemen zo wat elke willekeurige kennis een ‘vriend’. Hun eigen woord ‘acquaintance’ gebruiken ze maar mondjesmaat.

In Europa is het onderscheid tussen een kennis en een vriend veel scherper. Het heeft er mee te maken, dat de verhuisquote in Amerika zoveel hoger ligt dan hier. Na tien jaar is de lijst van ‘vrienden’ achter in de agenda volledig veranderd…

Landen kunnen geen vrienden zijn. Hooguit in de bijvoeglijke of bijwoordelijke zin van het woord: ‘vriendschappelijke betrekkingen’ en zo. Merkel zei nu, naar aanleiding van haar door de Amerikanen afgeluisterde GSMetje – “Ik geloof dat de VS wel wat vrienden in deze wereld kunnen gebruiken.” Tja.

Misschien zijn Obama en Merkel wel vriendjes. Moet kunnen. Dan geldt helemaal het ‘sub rosa’ – wat de gelieven, verstrengeld onder de rozenstruik – elkaar vertellen, komt daar niet onder vandaan. Dit is de filosofie van het boudoir, weer iets anders dan de filosofie in het boudoir van De Sade. Al heeft dat hele afluisteren ook iets sadistisch, geen twijfel.

Echt komisch is de verwoording van een spagaat waaruit men weer rechtop probeert te komen. “De EU-leiders willen met de VS afspreken op welke manier en in welke mate Europese en Amerikaanse veiligheidsdiensten op elkaars grondgebied mogen spioneren. Een verbod op spionage is niet aan de orde…” [VK 26.10/13] De definitie van een dilemma: de stier die op je afstormt, je gaat naar links en de linker hoorn spietst je, je gaat naar rechts en de rechter doet ‘t…

Als ‘vrienden’ spreken staten af hoe ze elkaar mogen bespioneren – en in welke mate. Zeker nog nooit een spionageroman gelezen.

26.10/13

STEREO SEKS

20 jan

 Faire fausse queue – misstoot in het biljartspel; raak geschoten in sexualibus, zij het naast de pot .

Zou de 18e-eeuwer Sade in zijn boek Justine gelijk hebben met de veronderstelling van een schier eindeloze variatie in seksuele smaken en passies, dan kon een samenleving het niet stellen zonder stereotypen! Niemand zou nog een min of meer duurzame partner vinden.

Dat is ook precies wat Sade wil – hit and run. Jack Bruce zong het hem na. Volgens het sadistisch program zou de mensheid na verloop van tijd uitsterven. Dit zegt Sade niet expliciet, maar het zit in zijn gedachtegang opgesloten. Paren zonder spruiten, seks vaak eindigend in doodslag. Moord is volgens Markies de Sade niets anders dan het veranderen van materie van de ene vorm in de andere…

Sade als onbedoelde bondgenoot van Schopenhauer, die enkele decennia na hem de zelfmoord van de hele mensheid verzon.  Radicale ascese leek hem de oplossing. Na slechts één generatie zou ons ras immers verdwenen zijn – verlost uit het tranendal. Tot op heden gedraagt mens zich hier niet naar.

De veronderstelling van een oneindig gevarieerd aantal erotische spelletjes lijkt even onzinnig als Wittgensteins hypothese van een onbeperkt aantal taalspelen. Het valt wel mee valt met Sade’s variatie in sexualibus. Waarschijnlijker is, dat je de toch al opwindende veelheid van soorten liefde kunt reduceren tot een assenstelsel van enkele variabelen: man/vrouw; kut/tieten/kont; ‘zwart’/blank; angst/agressie/liefde. Dit is het toch nog omvangrijke, maar wel degelijk eindige werkterrein van Sade’s fantasie.

Weliswaar ervaart ieder van ons zijn persoonlijkheid als volstrekt uniek – als gewilde oneindigheid van zeer bijzondere ervaringen – toch is die persoonlijkheid steeds typisch. In de ogen van anderen kunnen we niet anders dan een type zijn. De gekoesterde illusie van uniciteit verklaart ook de repeterende teleurstelling van de unieke verliefdheid. De bijzondere Hij of Zij blijkt achteraf steeds toch een ‘zo en zo’ te zijn…

Beschreef Sade trouwens in zijn 120 Dagen van Sodom niet zelf al de droge inventaris van de toch beperkte mogelijkheden om onze sappen kwijt te raken!

Volgens Mudge’s Whore’s story raasden en tierden – rond het midden van de achttiende eeuw – gesettelde bourgeoisie en kerk tegen ‘de plaag van het plezier’. Het gemaskerd bal werd aangeklaagd, omdat men daar eigen gelaatstrekken achter een masker verborg en een rol speelde die afweek van de eigen, voorgeschreven identiteit.

DSCF0641

Gemaskerde losbandigheid

 Stereotypen stelden iemand in staat om de eigen opgelegde identiteit te omzeilen.Een dergelijke ‘vreemde’, gefabriceerde anonimiteit maakte het mogelijk om dingen te zeggen en te doen die men anders wel zou laten.

Oh Mensch – Eeuwige oplichter!

Sierksma, januari 2013

RECYCLING

10 nov

Een vermaard boek van de Peruaan Marquez gaat over “een aangekondigde dood.” Maar is niet elke dood aangekondigd, ook al is dit voor een nog onbekend moment?

Slechts een illusionist denkt eeuwig te leven. Marquez had beter kunnen schrijven over Alleman’s aangekondigde dood. Wat natuurlijk niet wegneemt dat de ene dood nauwkeuriger wordt aangezegd dan de andere. Wie door een arts tot multipele sclerose of tot aids is veroordeeld, weet er meer van dan wie in abstracto over sterfelijkheid zit te piekeren.

Ook de vorm die de dood zal aannemen kan meer of minder helder worden aangekondigd. Vanmorgen, tien dagen voordat ik zestig hoop te worden, lag er een brief van het Leids Universitair Medisch Centrum in de bus. ‘Hoop te worden’ – mijn vader stierf ongeveer op mijn leeftijd en ik reken er nog steeds op om hem voor te gaan. De brief verkondigt de verhuizing van de Afdeling Anatomie. Wat moet een filosoof daarmee? vraagt u zich allicht af.

Eén van de telefoonnummers in de brief is bedoeld voor “het aanmelden van overlijden.” Decennia geleden gaven mijn vrouw en ik ons op om, eenmaal dood, ons lichaam door Leidse dokterstudenten te laten versnijden. Dit leek ons en dat lijkt ons nog steeds een uitstekende manier van recycling. Mijn keus is zeker beïnvloed door twee deskundigen, een schilder en een schrijver.

Rembrandts Anatomische Les maakte al vroeg grote indruk. Die geconcentreerde aandacht van de student voor een openliggende hersenpan, voor de uitgeholde buik van een vergrijsd lichaam. Dat preutse, doch esthetisch zo noodzakelijke, stralend witte laken over dijen en geslachtsdeel. Geen arts wordt een goede arts zonder de klinische blik en zijn vingers eerst in de dood te oefenen.

De schrijver heet Sade. Zijn filosofie sluit op brute wijze organische en anorganische natuur kort. Doodslag was voor hem eenvoudig “een transformatie van de materie.” Dat gaat me te ver, maar al te veel verschil tussen leven en niet-leven is er natuurlijk ook weer niet. In elk geval niet zó veel, dat ik wil doen alsof ik na mijn dood een beetje doorleef. Dat is een oplossing voor gelovigen en ietsisten, die ‘ergens’ in ons of ‘ergens’ buiten ons een extraatje vooronderstellen, dat het uithoudt wanneer het lichaam ermee ophoudt.

Als oprecht atheïst, die overigens andermans geloof niet ter discussie stelt mits die er ook zijn mond over houdt, voel ik niets voor dat idee. Ik geloof slechts in poezen. Wanneer hun leven erop zit begraven we huilend hun lijkjes in de tuin. Toen ze nog leefden hield ik van hun ziel, die beschouw ik als verdampt zodra het lijfje ermee stopt.

Zeer tot spijt van mijn vrouw, die soms ‘even niet moeilijk wil doen’ en wier ziel ik nog meer min dan die van mijn poezen, kan ik het maar niet laten om zelfs het meest vanzelfsprekende te ondervragen. Dus dacht ik na het lezen van mijn eigen aangekondigde dood onmiddellijk aan mijn ogen en ingewanden. Ben ik dankzij deze anatomische regeling zonder omhaal ook orgaandonor geworden, of dient dit apart geschieden? Het blijft tobben.

Sierksma, 2006