Trudy Dehue wordt geafficheerd als ‘emeritus hoogleraar wetenschapstheorie’. Uit haar curriculum vitae maak ik op dat ze methodologie doceerde, te weten methodologie van de psychologie. Prima – maar wel een grondig verschil. Laten we ervan uitgaan dat Dehue niet zelf haar titel in het kopje boven haar ingezonden stuk in de Volkskrant verzon. Alles onder de noemer Opinie&Debat. [27.2.17]
Zij stelt in haar stuk de vraag aan de orde of ADHD – een ruime term waaronder nogal wat gradaties hypertjes vallen – beter geen ‘stoornis’ genoemd kan worden. Het ‘biologische’ onderzoek daarnaar is volgens haar te dun en zou niet beantwoorden aan de methodologische vereisten.
Belangrijkste verwijt van Dehue aan die onderzoekers is dat “je niet koste wat het kost je gelijk moet halen, maar juist eerder op weerlegging van je ideeën uit moet zijn.” Me dunkt, een edel streven waar Karl Popper ons toe aanspoorde. Bekend is echter dat veel wetenschappelijk onderzoek, zeker in den beginne, wel degelijk ‘positivistisch’ en ‘verifiërend’ te werk gaat. En dat is vaak mooi meegenomen.
Nu voegt Dehue hier aan toe: “Deze onderzoekers betaalden hun prijzige loten met grote sommen belastinggeld (en veel van de 81 onderzoekers melden ook verplicht hun banden met de farmaceutische industrie).” Alsof dit ook maar iets te maken heeft met de resultaten. Daarvan zegt Dehue even verderop: “Al dat geld leverde nauwelijks iets op.”
De vraag voor de ‘wetenschapstheoreticus’ en voor de leek zal toch moeten zijn: Wat leverde het op en heb ik er wat aan? De vondst van ‘een ietsje (sic!) kleinere amygdala’ bij ADHD gediagnosticeerden vindt ze maar niks.
Nu heeft Swaab – en hebben later via herhaald onderzoek andere onderzoekers – op grond van soortgelijke ‘kleine’ verschillen in hersenonderdelen conclusies getrokken over de erfelijkheid van homoseksualiteit en schizofrenie. Die verschillen zijn godzijdank klein, aders zouden de betrokkenen er al niet meer zijn… Bij dit soort hersenonderdelen gaat het om secretie van sappen waar millilitertjes de dienst uit maken en beslissen over gedragsverschillen.
Ook over dat ‘biologisch correlaat’ bij homoseksualiteit doet de ‘wetenschapstheoretica’ Dehue onprofessioneel neerbuigend. Ze noemt het een mogelijk correlaat.
Wat hier aan de hand is, is het volgende: Met wat kennistheoretisch gegoochel probeert een wetenschapstheoretica een ethische stelling naar voren te brengen. Nu zijn epistemologie/kennistheorie en ethiek twee nogal verschillende gebieden in de filosofie. Om mijn bezwaar tegen Dehue epistemologisch te formuleren: Ze maakt zich schuldig aan een category mistake.
Ze bestrijdt de in deze postmoderniteit heersende tendens om alles en nog wat af te doen als een ‘afwijking’ en als een ‘stoornis’, waardoor deze labels iedereen etiketteren en waarmee je losers kunt benoemen. Daar kan ik wel een eind in meegaan. “Er zou minder stigma op afwijken moeten rusten, zodat minder afwijkingen een stoornis hoeven te heten.” Prima.
Maar dit neemt niet weg dat nogal wat mensen storend gedrag vertonen, dat in grote klassen die verstoringen een pain in the ass kunnen worden, dat op straat mensen ‘verward gedrag’ vertonen dat soms wel, vaak ook niet acceptabel is. Of je die gedragingen nu wel of niet ‘stoornissen’ noemt, is niet zo van belang.
Van belang is of er bij bepaalde ‘stoornissen’ die als storend worden ervaren middelen te vinden zijn die het allemaal wat prettiger doen verlopen: kinderen die in de klas opeens wel geconcentreerd studeren en opletten, mensen op straat die ze opeens niet allemaal zien vliegen en anderen de stuipen op het lijf jagen. En zo. Of die middelen nu van de ‘farmaceutische industrie’ komen of niet.
Dehue lijkt een nazaat van de antipsychiatrie, begonnen in Italië, theoretisch ondersteund door Foudraine, Foucault en consorten. Behalve dat dit voor de losgelaten en loslopende patiënten geen succes is geweest, kan deze steeds drukkere en complexere samenleving zich die verstoringen ook niet meer permitteren.
Zou Dehue via een onuitgesproken omweg willen beweren dat dit een klote samenleving is die snel moet veranderen – vind ik ook. Maar ik weet tevens dat dit niet gaat gebeuren. En vanuit wensdenken proberen na te denken, lijkt me niet de oplossing. Dit is het wat Dehue me dunkt doet: wishful thinking which is not thinking, but wishing.
Sierksma 27.2.17