Archief | juli, 2012

SCHREEUWLELIJK

23 jul

Een recensie in de Volkrant van vandaag behandelt de tentoonstelling over Edvard Munch in de Londense Tate. Er wordt gesproken over het “gekwelde genie zoals de populaire (kunst)geschiedenis hem vaak afschildert.” En aan het slot: “Daarvoor was de latere Munch ook een te weinig interessante kunstenaar.”

Helaas voor hem en voor zijn liefhebbers was  Munch nooit een interessante kunstenaar. Het is een schilder die vooral beroemd werd door één schilderij dat de tijdgeest aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw symboliseerde – De Schreeuw. Liederlijk slecht geschilderd is het vooral een sociologisch icoon.

De rest van het werk – waarvan ik diverse dingen live zag, de rest als reproductie – is mager geschilderd, thematisch oninteressant en qua compositie knullig.

Ik vermoed dat zijn faam, ook onder veel ‘kunstliefhebbers’, vooral te danken is aan zijn politieke schilderslot. Hij mazzelde dat de nazi’s zijn werk als entartet beschouwden. Daarmee kwam hij terecht in een klasse kunstenaars waartoe ook groten behoorden zoals Grosz, Beckmann, Dix, Stravinsky, Berg en Schreker.

Maar daardoor word je zelf nog geen groot kunstenaar, dat zou neerkomen op guilt by association… Munch was een ijdele schreeuwlelijk die de faam van een entartete samen met zijn x-maal nageschilderde Schreeuw goed heeft weten te verkopen.

23.7/12

NEIL YOUNG’S SAME SONG

22 jul

Some time ago I bought Le Noise, Neil Young’s then latest album. A few years ago, some one in the audience of a live concert by his band Crazy Horse yelled from his seat, telling the singer that ‘all his songs sounded the same’. Yeah, man – Young yelled back from the stage – they are all ONE song!

 

Le Noise is worth your while, certainly if you’re a fan. The handling of his guitar is grittier than ever. His songs – well, again they’re part of that same Young song. Da capo al fine…

 

Young is my favorite bullshitter. You have to like such bluesy driveling to appreciate Neil – I do. And he has played some magnificent guitar soli. Like a Hurricane is after all those years a master piece.

 

Yet, something changed. In the clearer recordings Neil’s voice seems to have acquired a lisp. It immediately reminded me of one of our great Dutch rock singers – Herman Brood. On Ciao Monkey, his very last record, there is that same lisp – a problem it seems, with tongue and lips. As if a jazz saxophonist lost his embouchure.

 

Is it with both men a matter of growing older? Down hill racers… Or does it relate to a regular abuse of serious drugs that has affected mouth and teeth? Both options are possible, although it would be true for Brood only posthumously. His last race against time was not down hill, he dived from the roof of the Amsterdam Hilton.

 

22.7/12

MAURICE DE HONDS’ KLOTEN

21 jul

Opiniepeiler Maurice de Hond ging in de slag met ‘filosoof Hans Schnitzler’ (VK 21.7). Jammer dat ik het stukje van de filosoof niet las. Laat ik ervan uitgaan – riskant bij De Hond – dat wat er door hem over wordt gezegd er ook in stond.

Schnitzler heeft niet door waar het in de statistiek om gaat – om het bepalen van kansen dat iets wel of niet gebeurt. Dus beweerde hij dat statistiek alleen maar kijkt naar wat gemiddeld is, naar het klootjesvolk en hun mening.

De Hond haalt nu echter zijn eigen stereotype van stal. Schnitzlers mening is typisch zo’n misverstand van politici, old boys en gestudeerden. Erger nog: “Wantrouw de filosofen, negeer Schnitzler.”

De Hond gaat er prat op dat hij de “veenbrand van sociale onrust binnen bepaalde lagen al twintig jaar geleden signaleerdde. Die is niet ontstaan, zoals mensen als Schnitzler vaak zeggen, omdat Fortuyn onrust creëerde.”

Wie zei dit dan zo ‘vaak’? Ik neem aan dat De Hond doelt op de door hem al genoemde “politici, old boys, filosofen en mensen die een goede studie hebben gehad.” Ik ken echter zelf geen voorbeeld. Al mijn kennissen die zich hier mee bezig houden weten dat de Fortuyns van deze wereld van het onderaards gerommel slechts de seismograaf zijn.

Gelukkig studeerde ik behalve filosofie ooit ook statistiek en ik was er goed in. Inderdaad is – als het voorgaande klopt – deze Schnitzler een onbenul. Statistiek doet wat De Hond ervan zegt, en trouwens nog wel wat meer. Statistiek verwerkt gegevens die niet alleen betrekking hebben op het ‘klootjesvolk’, maar ook op intellectuelen, op boeren en buitenstaanders, op werkenden en niet-werkenden en op wie niet al. Anders was het geen statistiek. Het gaat daarbij om a-selecte steekproeven.

Waar het Schnitzler vast om te doen was, is het verschil tussen een statisticus en een opiniepeiler. Alleen maar opinies peilen heeft niet veel om het lijf. Wanneer de opiniepeiler ook nog eens statisticus is, kan hij op de juiste manier de verzamelde opinies wegen.

Een ander verhaal is het wanneer een politicus, bijvoorbeeld Wilders, door een bepaalde opiniepeiler enkele vragen laat stellen over bijvoorbeeld voorkeuren van mensen voor een snelheid van 140 km/u op de Vaderlandse wegen. Komt geen statistiek aan te pas. De opiniepeiler int zijn gage, Wilders haalt daaruit wat zijn doelgroep, wellicht ‘het klootjesvolk’, van die 140 km/u vindt. De volgende dag of zelfs die avond al scoort hij met een twittervoorstel.

Dat is geen misbruik van de opiniepeiler. Het is gewoon clever, wat je ook van de betreffende peiler of politicus mag vinden. Wat wel meer is dan een mening: De ‘filosoof Schnitzler’ mag wel eens een bimestertje statistiek gaan studeren. Of hij moet zich weg laten wegzakken in het klootjesvolk dat gepeild wordt. Zulke stukjes schrijven kan hij beter laten.

Daarbij ook dit. Waarom onderteken je een stukje over statistiek en opiniepeilen met vermelding van het vakgebied van de schrijver? Maakt de opinie er niet belangrijker door, toch?

21.7/12

KUNSTENAARS EN KUNSTENMAKERS

20 jul

De intentie van het stuk van Ewald Engelen – ‘De Manager heeft gewonnen’ (NRC 18.7.12) – heeft mijn sympathie. De invloed van managers aan de universiteit heeft voor de onderlinge verhoudingen tussen wetenschappelijke onderzoekers en voor hun onderzoek grote en kwalijke gevolgen gehad.

Zijn opstapje naar die stelling is echter briek en brak. Verwezen wordt naar de toestanden aan de Design Academy in Eindhoven, waar – toen het college van bestuur een strakker onderwijsbeleid invoerde – een deel van de leidinggevende staf het voor gezien hield.

De noemer van Engelen is ‘professionele expertise versus staf/management’. Professionele expertise schakelt hij gelijk met ‘creatieve mensen en wetenschappelijk personeel’.

Niet alleen vergeet hij dat juist managers, consultants en anderen prat gaan op hun expertise als ‘professional’. Zijn tegenstelling brengt ons dus niet verder, ook al niet omdat kunstacademies al sinds jaar en dag trots zijn over de professionele expertise van hun onderwijzende kunstenaars, die tevens ondernemer zijn geworden.

Een kunstacademie kan niet vergeleken worden met een universiteit. Juist deze kortsluiting door de overheid voerde er ooit toe dat aan de faculteit Bouwkunde in Delft elke geproduceerde letter als ‘wetenschappelijk onderzoek’ wordt beschouwd en als zodanig opgevoerd. Ook werd van kunst- en architectuurstudenten opeens een ‘theorie’ en ‘een concept’ vereist. Zelf las ik nogal wat van die verplichte ‘theoretische’ werkstukjes van Delftse architectuurstudenten en van studenten aan de Rietveld Academie – gruwelijk!

Sinds architectuur en ‘design’ ook nog eens tot de ‘kunsten’ worden gerekend is het zelfs ingewikkelder. Juist deze verwarring voerde tot de omarming van ‘de theoretisering van het vak’. Zo worden ambachtelijke kunstenmakers opgezadeld met het imago van ‘conceptuele kunst’. Bijgevolg gingen architecten en designers steden en hun bewoners gebruiken als onwillig object van hun ‘kunsten’. Met wetenschappelijk onderzoek heeft dit helemaal niets te maken.

De organisatie van het onderzoek door onwetende beunhazen op de faculteiten is inderdaad een universitaire verschrikking. Universitaire opleidingen als Bouwkunde en Design werden al voor de komst van managers gekenmerkt door willekeur. Deze was en is geheel afhankelijk van een pikorde van ‘belangrijkheid’ die op een ondoorgrondelijke manier tot stand komt.

In Eindhoven is de opstand van ‘professionele experts’ tegen de willekeur van deze managers niet veel meer dan een revolte van mensen die hun eigen willekeurige macht zijn kwijt geraakt. Zij waren zelf al managers, net als in Delft sommige architecten en stedenbouwers sinds mensenheugenis voor baasje speelden en het slim speelden.

20.7/12

TOUR DE FRANCE CHRONOMETRIE

19 jul

Elk jaar weer – Oud Jaar in ‘t midden van het jaar. Het is niet steeds dezelfde dag, maar wel steeds weer dezelfde. De laatste bergetappe van de Tour, de volgende dag is het Nieuwjaar. Morgen dus, 20 juli.

Net als bij het gewone begin van een jaar, de eerste januari, overvalt me een melancholie van voornemens en teloorgang. Nu is het weer wachten op de eerste serieuze wedstrijd in de Champions League en op de eerste grote snookermatch. Anderhalve maand lezen, zelf op de fiets en televisievrij.

Daartussen het ledige niets van de augustusmaand, dat griezelig lijkt op het vacuüm van januari en februari.

En De Spelen dan? Welke spelen? Ah, de Olympische – in augustus… Tja, daar heb ik niet veel mee. Te veel verschillende sporten binnen het tijdbestek van een uur in beeld. Verwart me, windt me niet op.

Nu kijk ik naar deze laatste etappe in de Pyreneen – koud, zoals hier; vochtig zoals hier; maar een stuk spannender dan hier. Niet dat je de eindwinnaar in het ‘nieuwe jaar’ in ginds Parijs niet al kent. Maar al de renners die nog een plaatsje in het klassement kunnen opschuiven – zeg maar, kunnen klimmen!

De laatste Touretappe, het einde der tijden.

Van de weeromstuit beginnen de laatste dagen onze katten hun avondmaalsuur terug te dringen naar de middag.  Zij weten het: Einde laatste bergetappe, begin straks van de zomervakantie van het baasje. Het nieuwe jaar begint eenzaam. Schranzen in het vooruit. Zo baas zo poes.

19.7/12

EUROPEES MELANCHOLIA

19 jul

Europa, die schone vrouw – verdwaald op de rug van een stier die Euro heet, geen land mee te bezeilen.

Een vervelend ding in de Europese politiek is de onduidelijkheid in de controle over beslissingen. Met de kennis van nu riep men gisteren nog dat Griekenland nooit tot de Gemeenschap had mogen toetreden. Vandaag blijkt dat de Europese Commissie vindt dat Roemenië en Bulgarije “nooit lid hadden mogen worden.” Maar toen het gebeurde was er weinig democratische invloed op die beslissingen. Bij die fouten spinnen de anti-Europeanen nog steeds wol, met Wilders voorop.

Vaak haalt de voorstander Amerika erbij om aan te geven dat een goed werkende federatie van staten tot de mogelijkheden behoort. Vaak vergeet men echter het verschil in ontstaan van de Verenigde Staten van Amerika en van de EG. Ook wordt vergeten dat het eigenlijk anders had moeten heten: Verenigde Staten van Noord-Amerika. Een soortgelijke poging in Zuid-Amerika mislukte immers jammerlijk.

Een groot verschil tussen Europa en de VS – even afgezien van de talenkwestie – is de toetredingsvolgorde. In Amerika vroegen toekomstige staten om statehood, om toetreding tot de VS. Tot dat moment was er helemaal nog geen staat – een staat ontstond op het moment van toetreding, ook als ze daarvoor functioneerde als een afgebakend gebied. In Washington zag een goed functionerend ‘parlement’ toe op de voorwaarden van toetreding.

Een historisch-geografisch overzicht leert dat de oostelijke staten het eerst aan de beurt waren, daarna de ontwikkelde gebieden in de periferie, met Californië als goed voorbeeld. Pas decennia later kwam het centrum van dat grote continent aan bod, al dan niet na een veroveringsoorlog – want dat kon ook nog.

Europa heeft haar uitbreiding vooral te danken aan een ideologisch vooroordeel – dat het per se goed is om vanuit het centrum steeds meer periferie op te nemen. Dit ongeacht de economische en/of politieke kwaliteiten van de nieuwkomers.

Revanche op de vroegere Sovjet-Unie speelde zeker een rol. De afbakening van ‘Christelijk’ Europa ten opzichte van het Midden-Oosten en Turkije was van belang in het geval Griekenland. Dit zijn slechte motieven voor zo’n uitbreiding. Ook had het vaak iets weg van forcing, niet de verstandigste manier om eeuwige vrienden te maken.

We hebben het geweten en we zullen het weten.

19.7/12

OLYMPISCHE TERREUR

18 jul

Het zegt iets gunstigs over de Engelse beschaving wanneer een Brits beveiligingsbedrijf G44S tegen mogelijke terreur bij de Olympische Spelen in Londen onvoldoende “veiligheidspersoneel op de been weet te brengen”.

 

Er wordt nu moord, brand en schande over geschreeuwd, toch is het geruststellend te weten dat minder mensen dan verwacht zo’n functie kunnen en/of willen uitoefenen. Immers, nogal wat mannen en wellicht ook vrouwen raken niettemin opgewonden bij de zoveelste televisiebeelden met zwaar gehelmde en duister geüniformeerde kerels die in een Olympisch tempo de woning van ‘een terrorist’ innemen.

 

Behalve dat mijn feeling met dit soort opzichtig door de staat georganiseerd geweld mij vreemd is, lijkt het duidelijk dat tegenwoordig terreur met tegenterreur wordt beantwoord. Het maakt een samenleving er bepaald niet veiliger op. De klassieke methoden van infiltratie in kwaadwillende groepen en waarnodig door de rechter gesanctioneerd afluisteren volstaan.

 

Bij weer een foto van een sportstadion waarvoor een peloton beveiligingsmilitairen marcheert – geen burgerveiligheidsmensen bij gebrek daaraan… – krijgt een normaal mens toch een gevoel van onveiligheid. Zo’n beetje als het oudje dat na elk decennium langer te hebben geleefd weer een extra slot op de voordeur doet, terwijl een inbreker zo maar achterom binnenloopt.

 

Na de Twin Towers is de wereld gek geworden. Geheime diensten terroriseren de media met hun berichtgeving en hun vage alerts, sirenes gaan harder loeien en bij het betreden van een stadion denk je in de eerste plaats aan gevaar, pas daarna aan de wedstrijd.

 

Binnenkort krijgt elke politieagent een pet op met een bodycam eraan bevestigd – kan alles gefilmd worden wat ze tegenkomen. Ik zou zo’n agent niet meer prettig bejegenen. Elke burger wordt gebombardeerd tot mogelijke terrorist of misdadiger.

 

Het is een volstrekte illusie dat een samenleving veilig is, kan zijn of kan worden gemaakt. Onveiligheid is leven. Het gevaar dat het gevoel van onveiligheid overmatig wordt opgevijzeld door webcambewaking alom en door pelotons indrukwekkende antiterroristen is echter geen illusie.

 

18.7/12

KNOKKER MANDELA

17 jul

In een interview over haar vader, president en bokser Nelson Mandela, zegt dochter Zindzi: “Mijn vader hield niet van het geweld, maar van de wetenschap van de sport.”

Op het voorvel van het katern met daarin dit interview staat: ‘Mandela en de kunst van het boksen’ (Volkskrant 17.7). Van tweeën een zou je zeggen – of kunst, of wetenschap. Tegelijk kunst en wetenschap lijkt niet mogelijk.

Misschien is het zelfs geen van beiden. Het Engels spreekt weliswaar over martial arts, maar dit betekent geen kunst maar geoefende vaardigheid. Boksen is een ambacht, het vereist kennis en oefening. Het is geen wetenschap, of je zou wetenschap tot louter verzamelen van gegevens moeten reduceren. Zoals F.W. Taylor zijn werk per abuis omschrijft als scientific management.

Nu boks ik zelf – weliswaar niet tegen mensen, maar tegen een bokszak. Ik doe dit op muziek, daardoor krijgen de slagen een zekere cadans. Toen ik ermee begon – de enige beweging die mijn rechterarm nog kon maken nadat een rib voorgoed van het borstbeen losscheurde – gebruikte ik de eerste dag gewone handschoenen. De knokkels lagen er onmiddellijk rauw bij, de pijn in de gewrichtjes was niet te harden. Mijn ontzag voor boksers die het op de blote vuist doen groeide. Niks voor mij, dus kocht ik serieuze bokshandschoenen.

Wat opvalt op de foto van de jonge Mandela is dat zijn punchhandschoenen van toen niet al te veel verschillen van die gewone handschoenen van mij. De man sloeg toch niet alleen in de lucht?

Misschien waren zijn vuisten al gewend aan harde klappen. Het interview verhaalt van de straatgevechten waarin Mandela zich keer op keer boksend heeft verdedigd tegen gangsters.

Boksen – The gentleman’s art of self defence. Zeker, maar een sport die zelden door gentlemen wordt bedreven. In dit opzicht is Mandela een uitzondering.

17.7/12

PERSOONLIJKE POLITIEK

16 jul

Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw, in de tijd van het opkomende feminisme – de zoveelste ‘golf’ – eisten vrouwen, maar later in hun gevolg ook mannen dat ‘het persoonlijke’ politiek moest worden. Nog sterker: Het persoonlijke zou politiek zijn. Beweerde men althans.

 

Intussen lijkt dit zo te zijn geworden. Sinds enkele decennia bepalen ‘de media’ wie bekend, zo niet beroemd is.  Het volk verwart zulke mediale faam met politieke kwaliteit.

 

In deze context is er nu een discussie over een toenemende betekenis van de voorkeursstem. Von der Dunk spreekt van “het modieuze onzinpunt dat alle Kamerleden eigenlijk een persoonlijk mandaat van de kiezer zouden moeten hebben.” (Volkskrant 16.7) Daartoe zou het verlagen van de norm voor het op persoonlijke titel verkozen worden van een Kamerlid moeten leiden, althans volgens de voorstanders.

 

Het gaat echter niet, zoals Von der Dunk suggereert, om het aantal op persoonlijke titel in de Kamer verkozenen, het gaat om een principe van het politieke stelsel der parlementaire democratie. Dit systeem is ontstaan als antwoord op de teloorgang van een op standen en loyaliteit gebaseerde feodale samenleving. Daarvoor in de plaats kwam een maatschappij van sociaaleconomische klassen waartussen een vorm van solidariteit moest ontstaan. Op straffe van haar ondergang.

 

De partijvorm is daarvan het resultaat. Slechts op programma’s gebaseerde partijen kunnen die verschillende belangen representeren en dus slechts als partijlijst verkozen worden. Van start af is daarmee het ‘persoonlijke mandaat’ uitgesloten. Dat dit persoonlijke mandaat nog steeds door onze grondwet wordt hooggehouden is een weeffout in de wetgeving.

 

Persoonlijk mandaat, De afgevaardigde dichter bij zijn kiezer, Districtenstelsel – voorbeelden van de waan van ‘het persoonlijke als politiek’ en van ‘een persoonlijke politiek’. Het werpt een vettig waas over wat een enigszins overzichtelijke belangenstrijd zou moeten zijn.

 

Dat er intussen ook iets met die ‘klassen’ aan de hand is zal duidelijk zijn. De vervaging daarvan is ongetwijfeld mede oorzaak van die verpersoonlijking van ‘het politieke’. Dat dit laatste nooit het antwoord kan zijn op die vervaging, dat versterking van serieuze partijen en herschreven programma’s die aan de nieuwe realiteit beantwoorden wel zo’n antwoord zijn – dat lijkt zeker.

 

16.7/12

AMSTERDAM’S SADOMASOCHISME

15 jul

“De gemeente Amsterdam vraagt inwoners vaak om te veel erfpacht te betalen. Het gaat daarbij om honderden euro’s per jaar.” Aldus, volgens NU.nl, onze Rekenkamer’.

Nu tilt de mooiste stad van de wereld zijn eigen ingezetenen dan wel hun bezoekers op wel andere manieren. Om dit vast te stellen heb je geen Rekenkamer nodig. Opnieuw gingen de parkeergelden van de Hoofdstad de lucht in. Duurder staat een auto nergens.

Zouden ze daar denken dat Rood Amsterdam ‘de bourgeoisie’ moet pakken? Het smoesje jaren geleden van linkse bestuurders bij het verhogen van de parkeergelden is niet meer dan een smoesje gebleken. ‘Autoluw’ zou de stad daarvan worden. Vergeet het maar.

15.7/12